Amerikaansche Correspondentie.
Oorsprong van den Aschwoensdag.
Met uitzondering van den Goeden Vrijdag is er geen plechtiger dag onder de kerkelijke feestdagen dan Aschwoensdag. Iedereen weet dat op dien dag de groote 40 daagsche vasten beginnen, doch dat deze dag niet altijd hiermee samen viel is waarschijnlijk weinig bekend.
In de 5de en 6de eeuw begonnen de vasten op den volgenden Zondag, en duurden 6 weken, wat, met aftelling der Zondagen 36 dagen was. Wanneer de Aschwoensdag en de 3 daarop volgende dagen aan de vasten zijn toegevoegd is niet bekend, doch het was vóór 't jaar 741, zooals blijkt uit gedenkschriften van vóór dien tijd, waarin de vasten aangegeven zijn op denzelfden tijd als nu.
Aschwoensdag ontleent zijn naam aan het gebruik, dat elk jaar op dien dag in de kerken door priesters aan sommigen asch over het voorhoofd gestrooid werd. Terwijl de priesters met de asch het kruisteeken maakten, zeiden deze in het latijn: Gedenk, o mensch, dat ge stof zijt, en tot stof zult wederkeeren.
Deze ceremonie gedenkt God's vervloeking nà Adam's val. Oorspronkelijk was de aschbehandeling alleen voor publieke boetedoeners. Deze verschenen barrevoets en in een grove pij gehuld aan de kerkdeur. Daar werden hun de boetedoeningen opgelegd. Dan, bij toelating in de kerk, werden zij voor den bisschop gebracht, die hun asch op de voorhoofden strooide, en aan de reeds aangehaalde woorden toevoegde: Doe boete, opdat ge het eeuwige leven moge hebben.
Spoedig echter verzette de menschelijke natuur zich hiertegen; men wilde niet langer dat vrienden of familieleden als boetedoeners onbegeleid naar de kerk gingen, dus in hun kleeding eveneens berouw toonend en met asch bestrooid, gingen ze mede. Toen het aantal dezer medelijdende menschen toenam, werd dit kerkgebruik aan de gansche gemeente toebediend.
De asch hiervoor gebruikt werd verkregen van de verbranding der palmen, welke op den voorafgaanden Palmzondag in de kerken waren. Korten tijd nà de kerkhervorming hief de Engelsche kerk het gebruik van asch op. Bij oudere dispensaties werd asch gebruikt als een teeken van rouw en boete. Bij de Joden waren een zakbekleeding en aschbedekking een symbool van droefheid en wanhoop.