Je moest het gehad - en dan verloren hebben - om te weten hoe zalig!
- Na de eentonige koffie - oom en tante moe van gisteren, het déjeuner om dezelfde reden van gisteren héél eenvoudig, - hielp ze tante weer kopjes wasschen; nu zonder zich te wagen aan opmerkingen. -
Dan het vervelende visites-afwachten. - Er kwamen verscheidene. Susy kende niemand, moest lief zijn, meepraten, zich uit de hoogte laten behandelen, al naar gelang het den bezoekers geliefde. -
Zij was verrast-dankbaar toen tante haar om half vijf toefluisterde terwijl ze haar een tweede kopje thee bracht:
‘Kind, zoo den heelen middag thuis zitten is niet goed voor je. - Ik geloof dat oom een eindje met je wou gaan wandelen. Hij is op zijn kamer’. -
Ze aarzelde nog uit beleefdheid, kijkend naar de oude dame met haar gehuwde dochter, die op visite waren.
‘Hebt U mij niet meer noodig tante voor de thee?’ -
‘Neen, ga maar gerust. - De dames nemen 't niet kwalijk nietwaar? - M'n nichtje moet de heele week al zóó veel zitten,’ - voegde zij er ophelderend bij. - Ze is in betrekking, op de rijksverzekeringsbank.’ -
Tante deelde dit nu en dan opzettelijk mede, in een behoefte Susy nederig te houden, te doen voelen haar veranderde omstandigheden; wraak waarschijnlijk ook voor het verleden, waarin Susy tegen haar hoogmoedige airtjes aannam van verwend Haagsch meisje. -
En de twee dames legden een wereld van neerbuigende meewarigheid in haar eenstemmig geslaakt: ‘Oh - Werkelijk!’
Toen Susy met oom in de leege Duin-oordstraten dwaalde - De Boschjes en 't Bosch waren hem Zondags te vulgair-druk - begreep zij tante's permissie ineens. 't Was weer afgesproken werk geweest. Want, nadat 't gesprek telkens had gehokt, omdat hij niet inging op Susy's pogingen tot discours, kwam hij ten slotte voor den dag met het doel van zijn wandeling met haar. -
‘Susy - je bent geen kind meer’ - leidde hij in met zekere plechtigheid. - ‘Je zult wel hebben bemerkt, dat je neef Gérard niet zonder reden zoo veel bij ons aan huis komt tegenwoordig. Hij heeft mij daartoe verlof verzocht. - Je begrijpt wel waarom. -
Hij heeft mij gezegd dat zijn gevoelens voor je nog dezelfde zijn van vroeger. - En hij heeft mij verzocht zijn voorspraak bij je te willen zijn, je te verzoeken...’
Haar stilzwijgen benauwde hem. Hij had gehoopt, dat ze het hem wat gemakkelijker zou maken.
Maar Susy zweeg in een soort angst. Al bij 't eerste woord van oom had ze begrepen, dat ‘het’ ging gekomen, dat ze nu gesteld werd voor de beslissing.
- En ze had hem 't liefst willen vragen niet door te gaan, haar nog wat te laten flirten, genieten, vóór ze moest kiezen: ja of neen. -
Maar oom, nadat hij te vergeefs gewacht had of ze iets zou zeggen, ging voort op zakelijken toon:
‘Ik weet dat je vroeger gemeend hebt hem te moeten bedanken. - In hoeverre je gevoelens zijn veranderd, kan ik niet beoordeelen. Maar, in elk geval, je omstandigheden zijn zéér veranderd. - van de Wateringh is een uitstekende partij, in alle opzichten. Je kunt het niet genoeg op prijs stellen dat hij zòò van je houdt. - En ik hoop daarom, dat je geen lichtzinnig spel met hem speelt.’ - -
Susy kleurde. Oom had haar flirt-natuur dus toch doorzien, was scherpzinniger dan ze had vermoed. ‘Ik denk er niet aan’ -verdedigde ze zich. -
- Oom geraakte nu beter op dreef. - ‘Je moet het geheel en al zelf weten, natuurlijk; ik zou de laatste zijn om je te willen influenceeren in zoo iets. - Maar het is mijn plicht als je oom, je naaste bloedverwant, je te wijzen op de vele voorrechten van dit huwelijk, door positie, fortuin, in een woord door alles wat je hebt verloren door je vaders zorgeloosheid.’ -
Zoo'n venijnig duwtje aan de nagedachtenis van zijn broer gaf hij graag van tijd tot tijd. - Susy moest er 't zwijgen toe doen, hoezeer 't haar ook hinderde. Een discussie overiets dat ze immers niet kon tegenspreken, zou nog slechts te meer onaangename woorden uitlokken.
- ‘En dus heeft Gérard U opgedragen de zaak met mij te bespreken?’ - begon zij om maar iets te zeggen. -
‘Ja; ik heb mij daartoe aangeboden eigenlijk. Je begrijpt, die toestand kan niet langer zoo duren. Jij in Amsterdam en hij hier in den Haag. Tante en ik willen je graag alle gelegenheid geven tot elkaar ontmoeten; maar je kent elkander immers lang genoeg. Mij dunkt, het kan nu wel in orde komen zonder meer omslag.’ -
En, toen Susy weer bleef zwijgen met dat zelfde benauwde gevoel van beklemming in haar keel:
‘Zie je, ik had zóó gedacht, - 't is eigenlijk 'n idee van tante, - als je hem accepteert, kom dan a.s. Zondag over. - Ik zal het hem wel laten weten dat hij welkom is. Dan vieren we 't 's middags huiselijk.’ -
Toen, - verkild door haar pijnlijk zwijgenblijven, - liet hij nijdig volgen:
‘Tenzij je je décideert nu dadelijk van niet. - Ofschoon ik zeggen moet, dat ik, naar je toeschietelijke houding tegen hem te oordeelen, dat niet had gedacht. - En hij ook niet. - Het zou weinig fair zijn.’ -