Norma. - Voor het allerliefste portretje, en voor Uw hartelijke kaart naar aanleiding mijner ziekte, beiden, véél dank. -
‘Herinnering’. - Uw brief (zie ingez: stuk in dit nommer) is gedateerd van 5. - 3. 07. - Ik weet dus niet of gij mijn antwoord daarop nog zult onder de oogen krijgen, maar ik hoop dat zéér, en verzoek U, in dat geval, mij het even te willen melden. - Want ik vind het zoo aardig, dat gij U mijner nog herinnert, uit onze gemeenschappelijke woonplaats; ofschoon ik tot mijn leedwezen moet bekennen, dat ik mij U, (gij moet véél jonger zijn dan ik), niet herinner. Wel weet ik, dat twee kleine jongentjes, van Uw meisjes-naam, dikwijls gelogeerd waren bij een familie, die denzelfden naam droeg als die Uwer grootouders. Daar de naam van Uw man gelijkluidend is met Uw jongemeisjes-naam, veronderstel ik dat gij met een van de bewuste jongens (die bekend waren om hun knap uiterlijk en gróóte ondeugendheid) zijt getrouwd, en dat gij en hij dezelfde grootouders hebben gehad. Is dit niet zoo? Dan herinner ik mij Uw grootvader ook nog heel goed. - Ik kan mij niet voorstellen dat wij samen hebben gecroquet. Wel hadden wij thuis een croquet-spel, maar ik ben zoo à part opgevoed, en kwam ook zoo weinig bij andere families, waar ik U zou hebben kunnen ontmoeten. Als het echter een freule Lohman is geweest, dan was ik het zeer zeker. - Vriendelijk dank voor Uw woorden over mijn stukken in de Lelie, en ook voor Uw herinnering aan die lang-geleden dagen. Ik ben er, na het vertrek mijner ouders van daar, nooit meer terug geweest. Ik had er den moed niet toe het veranderde huis terug te zien, dat eens is geweest mijn ouderlijk tehuis, waar ik als kind heb gespeeld, en gedroomd in den grooten tuin, die na ons vertrek is verkocht tot andere doel-einden.
M.v.F. - Ik vind dat Uw brief zóó welsprekend getuigt voor Uw bedoelingen, dat ik, liever dan zelf iets te veranderen in Uw advertentie, dien brief hier in zijn geheel opneem, opdat de een of andere hondenvriend of dito vriendin zich wellicht ontfermt. - Verwaarloosde dieren helpen, acht ik-voor-mij een der hoogste menschenplichten, omdat dieren van ons afhankelijk, op onze hulp aangewezen, en aan onzen willekeur overgeleverd zijn. - Ik geraak dan ook altijd in verontwaardiging, wanneer ik zie, dat menschen slecht zijn voor dieren, en ik heb de vaste overtuiging, gegrond op een ondervinding, die mij nog nimmer bedroog, dat een dierenvijand, iemand die voor dieren meedoogenloos, hard, ruw is, nooit kan zijn een goed, eerlijk karakter, maar zich altijd te eeniger tijd openbaart een lage, gemeene natuur te zijn.
Pierre Artimon. - Door mijn ongesteldheid is Uw noodkreet van 31. 3. dezer nog steeds niet beantwoord. De waarnemende redacteur heeft reeds Uw wensch vervuld intusschen.
L.B. te Z. - Vriendelijk dank voor Uw kaart bij mijn herstel. Ik begrijp best, dat gij geen bloemen hebt durven zenden, en waardeer de bedoeling.
Leo. - Uw brief en bijdrage van 18 Mrt. 07, zijn blijven liggen door die typhus. - Het spijt mij zeer, dat de inhoud van eerstgenoemden daardoor onbeantwoord bleef. - Gij hebt mij niet geschreven welke betrekking gij thans bekleedt, alléén welk pensioen gij zoudt kunnen krijgen als gij nu Uw ontslag zoudt nemen. Daar gij echter spreekt van ‘lessen’ die gij erbij zoudt kunnen geven, hebt gij waarschijnlijk in het een of ander vak examen-gedaan. Het hangt er veel van af, in wèlk vak? Maar, bij den zeer grooten overvloed van les-gevende leeraren, professoren, enz., betwijfel ik toch, of men alleen met lesgeven - in welk vak ook - 500 à 600 gld. kan bijverdienen, tenzij men een zeer grooten roem heeft van geschiktheid daarvoor. Daar gij echter voornemens zijt van woonplaats te veranderen, zou zulk een roem, als gij dien nù geniet, U dan niet eens meer baten in een nieuwe omgeving. - Als ik U was, zou ik op zulke losse vooruitzichten nooit mijn betrekking durven opgeven, vooral omdat het door U genoemde pensioen inderdaad veel te klein is om er in Holland van te kunnen leven met U beiden, hoe eenvoudig ook. Dan nog eerder in een klein provincie-nest in Belgiê of Duitschland (Silezie, Pommeren, etc.). Maar zal dat beantwoorden aan het doel dat gij wenscht te bereiken? Zoo ver van familie en vrienden, zal de zoo natuurlijke melancholie na dat droevig verlies er niet beter op worden vrees ik, maar wellicht nog verergeren. Vooral een vrouw voelt dan zoo gauw heimwee, als zij buitenslands woont.
Kunt gij het niet volhouden, en ondertusschen uitzien naar iets dat U gelegenheid zou geven er een 500 gld. bij te verdienen?
Over Weldadigheid kan ik wel een artikel plaatsen in den door U voorgestelden geest. Mijn briefkaart hebt gij dezer dagen zeker gekregen? Vriendelijke groeten.
Clio. - Ja-zeker, Uw boek was mij in dien zin een verademing, en ik wil U gaarne de verzekering geven, dat ik het, ondanks mijn afbrekende critiek uit een kunstoogpunt, met meer genoegen las dan de ‘kunst’producten, tot de lezing waarvan ik door mijn werk ben veroordeeld. - Daar het inmiddels najaar is geworden, reken ik er op Uw nieuwen roman nu spoedig te zullen ontvangen. Ten gevolge van mijn ongesteldheid is Uw vraag over het vlechten van papieren hoeden ongeplaatst gebleven. Wilt gij die alsnog geplaatst hebben? Ik weet dat het in Duitschland gebeurt door dames, want ik heb dikwijls gelezen erover in correspondenties in duitsche vrouwenbladen. Als Uw dochtertje er véél prijs op stelt, dan wil ik gaarne moeite doen voor haar naar een of ander adres.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.