De Hollandsche Lelie. Jaargang 21
(1907-1908)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 282]
| |
maakt: over het geheele badstoelenterrein alles bezet, de geleidsters van kinderen van uit hun mandje steeds uitkijkend naar het hun toevertrouwd kroost; de tijdelijk of permanent kinderloozen met een boek, waarbij de telkens afdwalende blikken of... de gesloten oogen duidelijk wijzen op een acuten aanval van de in hitte zoo algemeen heerschende incuriosité des choses imprimées. Op zulke kalm-zonnige dagen heeft de zacht ruischende, parelgrijze of midzomerblauwe zee niets imposants; 't is eerder of zij met hare fijne, elegante golfjes wil meedoen aan het vroolijk, wereldsch gewoel aan het strand, dat echter in September niet zoo héél wereldsch meer is. De laat-dineerende menschen, zooals er velen zijn, kunnen nog bij een middagbezoek aan Scheveningen de ondergaande zon zien, als ‘een gouden bal op een zilveren schaal.’ De koude zomer die het strand een verlaten aanzien gaf, kwam het Kurhaus ten goede. Bijna alle avonden was de Kurzaal zoo vol mogelijk; zelfs met de laat invallende hitte was daar zonder bespreken bijna geen stoel te krijgen; in plaats van nog te profiteeren van dit zomertoegiftje zat alles in een smoorwarme zaal. Om twee goede redenen: in September heeft men in het Kurhaus komponisten-avonden: één Strauss- (onder zijn directie), twee Beethoven- en drie Wagner-avonden, en men moet daarheen gaan, of het publiek noemt u ‘geen echt muziek-liefhebber;’ om dat schrikkelijk oordeel te ontgaan, zit menigeen drie maal in de week geduldig te luisteren naar ernstige en ernstig opgevatte muziek in een quantiteit die voor wèrkelijk muziekaal-begaafden te groot is. Een tweede meer prozaïsche reden van dit extra druk bezoek is, dat vele Kurhausklanten op 't laatst van het seizoen nog coupons over hebben van de door hen aangeschafte boekjes; een volgend jaar zijn ze niet geldig; dus... óp moeten ze. Op al die avonden deed menigeen zijn best een kijkje te krijgen op den harpist van het Berlijnsch orkest, den held van een nuchter-romantische geschiedenis, als liggend onder de zware beschuldiging van een Haagsche jonge dame twintig jaar lang gehypnotiseerd te hebben; in dien toestand lokte hij haar naar strand, duinen, Berlijn, ja zelfs Petersburg; om haar te omhelzen, te liefkoozen? neen, om haar te mishandelen, haar flink af te ranselen, voor welk doel genoemde harpist nu en dan ook zijn vrouw een stok in handen gaf. Zóó althans luidt het verhaal der mishandelde. Intusschen heeft een bekend zenuwarts bewezen dat dit langdurig hypnotiseeren door een onkundige gewoon weg onmogelijk is; volgens hem moet de dame in quaestie ‘zich die hypnose-geschiedenis verbeeld hebben’ zouden ouderwetsche menschen zeggen; in moderne terminologie heet zij ‘een lijderes aan auto-suggestie.’ Nu het een rechtszaak wordt, zullen wij later er het fijne van hooren. Intusschen zou het niet kwaad zijn als de blauwe oogen, de ontvelde en geschramde ledematen die de mishandelde als bewijsstukken kan toonen, afschrikkend werkten op enkele Haagsche jonge meisjes die dagelijks de Kurzaal bezoeken, en daar op de eerste stoelenrijen, ‘gehypnotiseerd’ door een der orkestleden, soms zeer duidelijke blijken geven van hun ingenomenheid met dien artist. In enkele gevallen heeft die bewondering uit de verte geleid tot een naar wij hopen wederzijdsche bewondering van dichtbij; anders gezegd een huwelijk. In onze badplaats is nu alles gesloten, alle café's en hôtels, behalve het Palace-hôtel; dit blijft nog open ter wille van de in Scheveningen logeerende vredesconférenciers. Voor gasten die festijnen geven als bijv. de Turksche of Braziliaansche gedelegeerden, kan men wel eens een exceptie maken. Vóór de sluiting van het Kurhaus is daar nog een avond gegeven, expresselijk bestemd voor de gedelegeerden. Voor hén werd de Paix triomphante vertoond door een Parijsch actrice en dito acteur: een dialoog tusschen Vrede en Mars. De oorlogsgod doet zijn best het goed recht van den oorlog te verdedigen, maar moet het afleggen tegen de Vredes-redénaties. Mars dus àf; met krakende laarzen verdwijnt hij van het podium, waarop de Vrede-dame in zwarte japon, druk manoeuvreerend met een erg vredes-engel-achtige witte écharpe, het woord alleen heeft tegen de heeren die dat zaakje wel eens gauw zullen opknappen; natuurlijk eindigt de heele zaak in een geweldige lofspraak op la reine Wilhelmine, ‘wier naam in de geschiedboeken door alle eeuwen heen zal zijn Hospitalité’. Onze gastvrije koningin heeft zich extra belangstellend getoond in de Internationale Landbouwtentoonstelling door die tweemaal te bezoeken. Den eersten keer op den dag van de Opening der Staten Generaal, en toen verscheen H.M. in den ring - tot groot genoegen van de massa voor dien optocht van heinde en ver gekomenen - zooals die burgers en buitenlui zich een koningin voorstellen: in een rood satijnen rijtuig, getrokken door vier pikzwarte paarden, waarop twee vuurroode postillons. De koningin zelve was in een wit toilet, met lichtblauwen rijtuigmantel en wit met blauwe toque; de prins in een van goud schitterende marine-uniform. Een curieus mengelmoes van publiek gaf die tentoonstelling op den dag van het konings- | |
[pagina 283]
| |
bezoek: grand (en demi) monde in groot toilet, zij aan zij met boeren en boerinnen in allerlei kleederdracht, die van af de tribune hunne vrienden in den ring allerlei toeschreeuwden. De buitenmenschen genoten als kenners van het concours hippique, voor ons die bij dien naam denken aan fijne paarden, aan jockeys en gentlemen-riders, was deze vertooning van hengsten en merries, zwaar of licht wagenspan, zóó of zóóveel jaar oud, niet bijzonder interessant, om niet te zeggen roerend vervelend. Trouwens op een landbouwtentoonstelling voelt een stadsmensch, zonder uitleg van deskundigen, zich als een kat die in den bijbel kijkt. Natuurlijk ligt de schuld daarvan geheel aan de stadsmenschen, die b.v. in de Zuivelafdeeling, zulk een belangrijken tak van landbouw, niets zien dan lange rijen kolossale karn- en andere machines, benevens een hoop kazen en vele tonnetjes of pakken boter. Deze producten werden door de buitenlui met oordeel des onderscheids beroken, bevoeld en geproefd; de stadslui, vooral de dames, liepen daar langs met bewonderende uitroepen van ‘o hoe netjes! hoe keurig net!’ Intusschen hebben de Hollandsche ‘kaaskoppen’ het moeten afleggen tegen de buitenlanders; een Fransche hoeve heeft in de Zuivelafdeeling (waar men soms curieuse ontmoetingen zag tusschen zich elkaar van de kaasmarkt herinnerende boeren) den eersten prijs behaald. Het meest begrijpelijk voor een gewoon mensch was de zeer mooie en kompleete inzending van de Heide-maatschappij; jammer dat het dáár ook 's morgens zoo vol was dat men er voorzichtig langs de inzendingen schuiven moest. Een der laatste dagen kwam de koningin weer; toen met klein gevolg en in eenvoudig beige tailleur-kostuum. Het doel van dit bezoek was het uitreiken van ridderorden aan twee bestuursleden van de Hollandsche Maatschappij van Landbouw. Op den verjaardags-lintjesregen werd niet één letterkundige zulk een onderscheiding waard geoordeeld! Tweemaal heeft men de eentonig vreedzame werkzaamheden in den ring afgewisseld en aangevuld door manoeuvres van de rijdende artillerie; alsof men wilde toonen hoe die stukkenrijders, in dolle vaart rennend, in één oogenblik het werk van den landbouw zullen verwoesten, als het spelletje ernst wordt. Langs onze zeekust, tusschen Hoek van Holland en Katwijk ging het nu en dan vrij rumoerig toe bij de gecombineerde manoeuvres van land- en zeemacht, door de koningin op een oorlogsschip of te paard gevolgd. Volgens mijn leeken-begrip is het buitengewoon moeilijk bij zulke manoeuvres het eindresultaat te beoordeelen: lukt zoo'n landing, dan blijkt de marine flink bij-de-hand, en zijn de landrotten achterlijk; weten onze troepen die landing te beletten, dan is bij de zeemacht de boel niet in orde. Hoe komt men dus te weten of wij op beiden gerust kunnen zijn! Laat ons hopen dat de nù hier zoo talrijke vreemdelingen van deze manoeuvres een machtigen indruk hebben gekregen - den indruk van een te land zoowel als ter zee onoverwinnelijk landje. Voor òns was dat militair gedoe aan en in zee, décoratief opgevat, een prachtig schouwspel. Wij hebben dit alles in de natuur genoten. Nu komt de beurt aan de kunst, zou ik zeggen, als daarin niet een tegenstelling tusschen kunst en natuur lag opgesloten. Strauss en Sarah Bernhardt komen voor ons kunstgenot het eerst tot ons. Mocht Strauss met zijn ‘Salomé’, Sarah met haar ‘Sorcière’ ons een kunst geven, die men veredelde natuur kan noemen. X |
|