De Hollandsche Lelie. Jaargang 21(1907-1908)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Najaar. Een dichte nevel hangt om de grijze boomen In het donkere bosch, waar al het droeve najaar kwam. Het mostapijt, gespreid voor lente-droomen, Bedekken dorre blaren, vocht en klam. De koude grond ligt donker en verstard; Zwaar huift de vochte mist om struik en boomen, Die wachtend op de zon staan dof en zwart, En sluimerend van de milde lente-droomen. Een aarzelend koeltje komt nu aangevaren En doet de oude boomen even neigen, Die ritselen zacht met hun verdorde blaren... En droevig kreunen in den nacht hun stramme twijgen. JUVENIS. Vorige Volgende