De Hollandsche Lelie. Jaargang 21(1907-1908)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 't Geluk. Aan..... Blij opgetogen juichte 't kind En stak de kleine handjes uit - Voor 't eerst in stad; de wond're pracht Verbaasde haar - ze schreeuwde luid. Maar 't allermooiste in haar oog, Iets, wat haar onweerstaanbaar trok, De luchtballons, rood, groen of blauw, Door koopman dragend aan een' stok. Grootvaders hand verschafte dra Aan 't kind zoo'n mooien, lichten last; En bevend, trillend van genot Greep zij het koord met d' handjes vast. Dat was een feest! Bewond'rend zag 'z Omhoog bij langzaam voorwaarts gaan; Maar nieuwe pracht bekoorde 't oog En even bleef ze aarz'lend staan.... Een klein, ondeelbaar oogenblik Liet 't handje los, weg trok het koord - Een smartkreet klonk - de mooie bal Steeg als een vlugge vogel voort.... Zoo is in 't leven 't broos geluk - Onzicht'bre hand werpt mild en groot Het menschenkind in 's levens lent' Een kost'bren schat soms in den schoot. O, houdt met beide handen vast, In biddend opzien naar omhoog, Als u 't geluk beschoren is - Waak! waak! verlies het nooit uit 't oog! Één windvlaag soms - een enk'le ruk - En als een zeepbel, licht en teer, Stijgt het omhoog met snelle vlucht En nimmer, nimmer keert het weer! NORMA. Vorige Volgende