opmerken van andermans ervaringen reeds weten? Waarom gaan zij niet openlijk op hun eigen gebied staan, en zeggen zij niet fier: ‘hier ben ik thuis, en hier alleen?’
Zij durven niet, bang als zij zijn voor minderwaardige, valsche beschuldigingen van menschen die te onwetend zijn om te begrijpen of te kwaadwillig om dát zelfs maar te willen!
‘De vrouw heeft in zich een onuitputtelijke zielsvoorraad van een ècht-schoone en diepe en fijngevoelde, rágfijne, levenswereld; maar zij durft meestal niet genoeg zichzelf zijn om dit heerlijke innerlijk te ontplooien.’ (P.J. Bolleman van der Veen).
Zij durft niet. Dáarom wéten velen nog niet hoeveel moois er in haar zit! Maar daarom bestáát het zeer zeker. Er zijn in haar vele fijne, rágfijne gevoelens; en als zij zich kan vertoonen in de volheid van haar rijk en warm gemoed, dan kan er een schoonheid te voorschijn komen, die ons treft tot het diepste van ons hart.
Dien rijken aanleg met al het teer-schoone er van, tot volle ontplooiing te brengen, dat zij ons aller doel. Dàt zij ‘de verheffing der vrouw!’
Evenals bij alle levende wezens is de bijzondere aanleg der vrouw gegrondvest op haar natuurlijke constitutie, zooals die altijd heeft bestaan, al is 't met enkele wijzigingen door opvoeding, omgeving, tijdgeest, omstandigheden, aangebracht. De eigen, oorspronkelijke vrouwennatuur is onveranderd gebleven, en geen vrouw heeft zich voor die natuur te schamen. Alleen een verkeerde opvatting van de rol der vrouw, ontstaan door de minderwaardige behandeling die veel vroeger menige vrouw ten deel viel, heeft velen met minachting over die rol doen spreken. Maar oorspronkelijk verdient deze die bejegening niet. We zullen allen onze krachten inspannen om ze op te heffen tot een waardige hoogte, verhevener dan ze in tijden van minachting was. Vele vrouwen, vroeger en nu en altijd echter hebben dat reeds gedaan of zullen het nog doen! Die vrouwen zal het jongere geslacht tot voorbeeld nemen. ‘Tot het hoogste!’ zij aller leus.
Om natuur en aanleg tot volle recht te doen komen, bestaat er voor de vrouw een ruim gebied, waar zij zich in volle vrijheid tot haar ontwikkeling bewegen kan. Dat is het gebied der echtgenoote en moeder.
't Is daar, in het gezin, aan eigen haard, dat de talenten en gevoelens der vrouw zich ontplooien kunnen in volle warme schoonheid. Daar kan zij komen, in den uitgebreidsten en hoogsten zin des woords, tot de beste uitoefening van het ‘moederlijk beroep.’ Daar komt haar vrouwelijke eigenschap van toewijding aan anderen, van moederlijkheid, tot haar volle recht. Zij is daar de gelukkige vrouw, gelukkig omdat zij nu leeft in haar eigen levenselement, in de oefenplaats harer persoonlijkheid, en het in haar macht heeft anderen om haar heen eveneens gelukkig te maken. Het is haar natuurrol, die zij tot het hoogste brengen kan, als alle omstandigheden er toe bijdragen.
Vele voorbeelden uit het werkelijke leven bewijzen ons, dat het bovenstaande waarheid is. De rijkste echte-vrouw-naturen bereiken er het hoogste waartoe de vrouw zich verheffen kan, en zelfs de onbeduidende meisjes ontwikkelen er gevoelens en kundigheden, waarover men meermalen verbaasd moet zijn.
Dat er ongunstige omstandigheden kunnen bestaan, waardoor de ontwikkeling ook als echtgenoote en moeder wordt belemmerd, is stellig waar. Doch wij zullen zoeken, wat die hinderpalen zijn; en alle vrouwen van ondervinding zullen zich vereenigen, om te zamen den weg te vinden tot de volledige ontplooiing van het vrouwelijk innerlijk voor het hoogste vrouw-geluk! De natuur zelf heeft de vrouw de plaats aangewezen waar zij moet staan, èn tot eigen geluk, èn tot dat van den man èn tot dat van anderen. Wij hebben die plaats slechts in te nemen of er zoo dicht mogelijk toe te naderen.
De groote meerderheid der vrouwen kwijnt weg, als men haar de uitoefening van haar moederlijk beroep, waardoor haar warme gevoelens zich uiten kunnen ontneemt, zegt terecht Laura Marholm.
Het beroep der moederlijkheid, dat is het doel, waartoe alle echte vrouwen moeten komen! Geheel onze aanleg, alles is er op berekend. En alleen het innemen van onze eigen aangewezen plaats, de gehuwde als echtgenoote en moeder, de ongehuwde in eenig ander ‘beroep’ of anderen werkkring die de oorspronkelijke rol zooveel mogelijk nabij komt, kan ons en anderen brengen tot volle ontplooiing en geluk, en de heele maatschappij opvoeren tot goedheid en schoonheid vol harmonie!
Het moederlijk beroep, dàt is het ware vrouwenberoep, dàt is het ware geluk! Op dan, op, voor de moederlijkheid!
J.C.L. HELFRICH.