Er uit moet de huisvrouw, de huismoeder; beide woorden genomen in hun superieure beteekenis.
Den vacantietijd hebben zich de mannen van het grijs verleden bedongen om hun geest rust te geven, waarbij tevens de leerenden evenzeer profiteerden als de onderwijzenden. Niemand dacht er echter aan, dat het huisgezin, en in haar de huisvrouw, de huismoeder, door dien vacantietijd dubbel werd belast. Zij kreeg, met haar man, de kinderen thuis, en hoewel in een gelukkig huwelijk het eerste zeer zeker geen bezwaar geeft, waar hij de lasten, zoowel als de lusten deelen moet, heeft echter ‘de kinderen thuis’ voor de huismoeder de beteekenis, dat haar taak, zoo niet dubbel, dan toch zeer verzwaard wordt, en dat de vacantietijd voor haar een extra-werktijd wordt. Moge liefde voor man en kinderen, haar die edele taak verzoeten en verzachten, toch valt 't niet weg te praten, dat geest en lichaam beide, onder dergelijke omstandigheden moeten lijden, en dat de krachten in dubbele mate verbruikt worden, welke zij voor heel haar levensduur zal noodig hebben. Zonder overdrijving gesproken leven man en kinderen op deze wijze op de sappen van de huisvrouw en de huismoeder.
De ‘vacanties’, ingesteld voor onderwijzenden, plus leerenden, werden overgeplant op andere betrekkingen; vaste rusttijden werden uitgevonden, en daaronder werden tevens begrepen de vrouwen en meisjes, die ongehuwd, in eigen onderhoud voorzien, of in nuttig zijn zich verloopende, willen schitteren in de maatschappij en den strijd met den man aanbinden. Het man-schijnen moet wel iets heel begeerlijks zijn voor vele vrouwen!
Aan een rusttijd voor de huisvrouw; voor de huismoeder werd heelemaal niet gedacht, en toch heeft zij zulk eene vacantie meer noodig dan de man, de vader. Hij heeft, buiten zijn, - laten we aannemen ingespannen geestesarbeid, - meer rusturen dan ooit moeder de vrouw kan hebben. Bovendien heeft hij in zijn dagelijksche sleur-beslommeringen zooveel afleiding, dat de geest als vanzelf tot andere gezichtspunten wordt gedwongen, en de groote inspanning veel verminderd wordt. Hij gaat geregeld de deur uit; ontmoet vrienden en kennissen; leest couranten en tijdschriften; speelt zijn spelletje of praat in zijn club; en zijn acht-, laten we aannemen, tienurige werkdag heeft zooveel afbrekings punten, dat 't onvermoeide lichaam tot slot een vrijwel onvermoeiden geest huist. Zeker er zijn uitzonderingsdagen; 't kan gebeuren, dat de geestesinspanning van den man het maximum bereiken moet, en hij, bij zulk een arbeid, heel zijn spankracht noodig heeft, maar zulke tijden behoeven niet medegerekend te worden. Bovenmatige krachtsinspanning is bij elken mensch wel eens een enkele maal noodig, maar pleit niet voor of tegen mijne stelling, dat 't met de geestesinspanning van den man nog zoo heel erg niet is. Als ziel en lichaam van den man beide gezond zijn, en een matig leven geleid wordt, en minstens acht uren aan slaap verbruikt, dan kan hij heel wat verduwen, en moge de vacantietijd voor hem aangenaam zijn, hij heeft dien niet bepaald noodig. Ik, voor mij zelven sprekende, durf zeggen, dat ik weet wat werken is, werken met 't hoofd, maar dag in dag uit begin ik met denzelfden frisschen geest, met denzelfden ijver en moed, en met dezelfde lust als voor, - laat ik zeggen een halve eeuw, - en zonder dat ik een vacantietijd zou behoeven. Mijn geestesinspanning wordt afgeleid door de ontspanning van een gelukkig huiselijk leven, een ruimen vriendenkring, 't matìg bijwonen van publieke vermakelijkheden, en 't houden van gezellige
speelavondjes. Waarom ik dit alles zeg, en zoo eerlijk opbiecht, wel om nadrukkelijk te doen uitkomen, dat heusch de man niet zooveel meer rusttijden noodig heeft dan de huisvrouw, de huismoeder.
Integendeel, ik durf beweren, dat zij het juist is, die er eens uit moet.
Of zij haar taak als sleur volbrengt of er eene roeping inziet, zij heeft een zware taak. Van den vroegen ochtend tot den laten avond heeft zij hare grootere en kleinere zorgen. Indien zij ernstig haar taak opvat; zich wijdt aan man en kinderen; zich bemoeit met de geheele huishouding, in wijs beleid in den omgang met haar personeel, dan zal de geest eenmaal op een jaar dienen opgefrischt te worden wil zij duurzaam berekend blijven voor 't welzijn van haar huis te waken.
Daarom heb ik deze regelen geschreven. De man, die niet egoïstisch wil zijn, breke zijn huishouden eenmaal op een jaar enkele dagen op. De vrouw moet er uit! Er zal moreel gewonnen worden, waar men eenig geldelijk verlies zou meenen te moeten betreuren.