De Hollandsche Lelie. Jaargang 21
(1907-1908)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 195]
| |
Nu dan, magere Hannes' gestalte,
Is 't prozaischte iets dat bestaat...
Doch dit euvel wordt ruimschoots vergoelijkt
Door zijn zielvol, droefgeestig gelaat.
Ach, die treurige, vochtige oogen,
O, dat plakkrige, glimmende haar!
Dat gebogene halsje, als torste
Het een last van ik weet niet hoe zwaar!
Alle lieve, gevoelige dames,
Dat begrijp-je, die dwepen met hem,
En zij lezen zijn prachtige verzen,
Met gedempte, wat huilrige stem.
Onze schattige buurman schrijft eeuwig
Over liefs, die hij vurig bemint,
Hij is meest een aanbiddelijk blondje,
Soms een bruintje het hartlijkst gezind.
Maar, och, al die ontroerende liefdes,
Eindgen altijd met rouwe en smart,
Ja, hij leeft, als je 't maar wilt gelooven,
Met verbrijzeld, steeds stervensgraag hart...
O genade, wat ben 'k daar poëtisch,
Maar dat 's - meen ik - gestolen product,
Enfin, hoor, ik ben lang niet de eerste,
Die met anderer vondsten zich smukt!
Maar om nu weer terug te keeren
Op dat gekke - hoe is 't ook weer - hart,
Kom, 't zijn leugens, ik heb er 't bewijs van,
Waarmee 'k al zijn beweringen tart.
Eens - het was een verrukklijke avond,
Heeft hij mij zijne weëen geklaagd,
Het verbijsterde m' eerst wel een beetje...
Zie je... ik had er niet om gevraagd.
Maar vol ijver, tot leenging zijner smarten,
Sloofd' ik m' uit tot het geven van raad,
Somtijds goede, en dan weer eens ijdle,
Och, je weet misschien wel hoe dat gaat!
Doch 't hielp niet, want ondanks mijn woorden,
Steeg zijn walging des levens ten top,
Toen ontviel me met gloeiende geestdrift:
‘Als je sterven wil, knoop je dan op!’
Maar tot heden heeft magere Hannes
Aan mijn ingeving-raad niet voldaan.
Och, wanneer zal zijn geest eens vertrekken,
Naar Mercurius, Mars of de Maan?
HERMINA PAS.
|
|