opgeven om het huishouden te doen en finantieel afhankelijk van haar man te worden, en onmondig voor de wet. Zij moet haar eigen gekozen, zelfstandig beroep behouden en daardoor het inkomen vermeerderen, (dit zou een grooter aantal huwelijken mogelijk maken). Of wel, ingeval zij liever de zorg voor de huishouding op zich wilde nemen, moest men dit als zelfstandig beroep beschouwen. Dan zou de vrouw van even groote waarde als de man worden beschouwd, en het huwelijk werd er door verheven. De onmondigheid der vrouw voor de wet zou dan vanzelf ophouden te bestaan....
Maar.... dit laatste, het huishouden waarnemen, was slechts geschikt voor hen, die met weinig verstand waren bedeeld. Voor vele vrouwen van geestelijke gaven en verstand echter was het beter, dit niet te doen. Dezen deden beter een beroep te kiezen dat hersenarbeid vereischte, dan hun gaven te verspillen door zich te wijden aan huishoudelijken arbeid, waarvoor toch maar een zekere hoeveelheid praktische bekwaamheid voldoende is....
De jonge moeder kreeg een gevoel onder het aanhooren dier woorden, dat zij den geheelen toestand hoe langer hoe helderder overzag: ‘Sie würde immer schneller und nutzbringender arbeiten, die Machine!’ En een gedachte flitste haar door 't hoofd: ‘Maar het beste vergeet die spreekster!’.... Opeens, zonder dat zij zich die spontane handeling kon verklaren, stond zij.... op het podium, naast de redenaarster! En toen sprak zij in snel elkaar opvolgende woorden, half angstig en half moedig, als door een innerlijke macht bewogen:
‘Ik kan niet zoo goed spreken als gij; ge zijt zoo knap! Maar ik heb twee kleine kinderen!
.... Ja, ja, dàt is 't toch! Gij hebt allen gelijk, maar één ding hebt gij niet ondervonden, n.l. wat het is als kinderoogen angstig de wereld en het onbekende leven inblikken; dan zoo vol vertrouwen aan moeder vragen - en zij dat leven zelf niet begrijpt! Gij denkt: als zij maar een beroep heeft, dan léért zij het wel begrijpen. Neen, dat leert haar slechts een radertje aan een machine zijn, die zich haast het werk ter rechter tijd af te hebben. Het leven, wie begrijpt het? Het wordt steeds ingewikkelder, en onrustiger en verwarder, het snelt voort met razenden spoed. - Gij zegt dat wij alle krachten moeten inspannen....
Neen, neen, neen! Wij moeten buiten de drukte en het gewoel staan, om te luisteren in ons gemoed.... Tijd moeten wij hebben om te zien en te weten wat er in ons omgaat en in het leven. De moeders, de moeders moeten tijd hebben!
Gij zegt, dat het jammer zou zijn als vrouwen van verstand het huishouden waarnamen, wat ook gedaan kan worden door vrouwen zonder geest. Ja, maar juist bij zulk een eenvoudig, geen groot verstand eischend werk, wordt er aan onzen geest tijd en vrijheid gelaten, in de diepte van ons gemoed te zien, in onszelf, waar het leven is. Hoe licht ziet, bij het vervullen van een beroep dat den geest zoo in beslag neemt, ook de moeder steeds méér naar wat buiten haar ligt, zooals de meeste menschen doen! Gij ook, gij ook! Hoevelen van u zien er eveneens uit, alsof gij steeds ziet naar alles buiten en òm u heen, terwijl gij van uw innerlijk, van het eigenlijke, niets weet!.... Wat onze moeilijk te begrijpen tijd teniet doet, dat is de moederlijkheid!.... Waar allen draven en hollen en zich overwerken, daar mogen de moeders zich niet begeven in dat gewoel en die drukte. De moeders mogen geen zelfstandig geestelijk beroep hebben! Als het éénigszins mogelijk is, moeten zij niets zijn dan moeder! En dan liever héél bescheiden, onbeduidend werk doen en heel eenvoudig en stil leven.... Een rustig mensch worden, die zichzelf heeft leeren begrijpen en den diepen zin van het leven doorgronden kan.
De moeder moet tijd hebben, dat heb ik te zeggen!’
En ik, die dit schrijf, ik sluit mij aan bij deze jonge vrouw. Ik neem het op voor ‘een oud pad’, dat ik wil behouden, niet alleen voor de moeders, maar voor alle vrouwen die dit noodig hebben terwille der ‘moederlijkheid!’ Wij mògen niet hen allen drijven naar uitsluitend de nieuwe paden, en hen dwingen al het oude te verlaten. Want één oud pad tenmìnste heeft zijn nut: wie het noodig voelt, krijge het recht, en worde daarom niet minder hooggeacht, om den geest en het verstand te gebruiken tot bestudeering van zichzelf en van het leven, in tijd en rust!
Hoevele voorstandsters der vrouwenbeweging maken in hun geestdriftige redeneeringen ook niet den indruk, alsof zij steeds maar buiten en òm zich zien, en daardoor van het