l'enfant chéri des dames’ zal zingen en dàt zegt wat.
Op den zelfden avond was er in de schouwburg een opvoering van de moraliteit van Elckerlyc (Zomerspelen), maar 't schijnt dat zoo iets ernstigs hier in den Haag niet in den smaak valt; ten minste, dat dacht ik zoo op te merken.
Een stuk, dat zóó diep ingrijpt in je ziel, dat je ernstig moet stemmen en je leven doet beteren, 't ís het of 't Haagsche publiek daar niet zoo op gesteld is. -
Weet gij wel wie Vanni Marcoux is? Hij is zanger van de Fransche Opera. De Haagsche dames van alle mogelijke kringen dragen hem op de handen, sturen hem cadeaux van allerlei soort; gouden sigaretten-kokers, bloemen, bonbons, in 't kort, c'est l'enfant chéri des dames.’
Toen hij afscheid nam van de Opera, hadden al de dames een Touffe viooltjes aan, zijn lievelingsbloem en werd hij overladen met cadeaux.
Zooveel over Marcoux gehoord hebbende, besloot ik een plaats te bespreken en er heen te gaan.
Om half acht dan zat ik reeds in de zaal van het Kurhaus, die voor de helft reeds gevuld was. Wat een gewirwar van menschen, wat elegante toiletjes zweefden mij voorbij! Hoeden van de onmogelijkste vormen, heel groote en verbazend kleine, troonden op de gekapte hoofden van de dames; japonnetjes van crêpe, van heel dunne stof ontsloten hunne tailles de guèpe en deden de vormen goed uitkomen.
Voor een enkelen avond is het wel aardig zoo dat troepje te aanschouwen, dat luchtige menschengedoe, maar wat zou ik het vreeselijk vinden om daar avond aan avond te moeten zitten en dan diezelfde menschen altijd te zien komen en gaan. -
En dat doen er toch heel veel huisgezinnen; ze zouden niet graag één avond overslaan.
Kijk, als men te Parijs op de boulevards zit en je zit je te amuseeren met die aardige, levendige Parisiennes, dan zal je dat nooit vervelen, want elken dag geeft iets anders, dat niet alleen, maar die Parisiennes zijn natuurlijk, dat is zoo hun zijn, terwijl die Kurhausmenschen altijd dezelfde menschen zijn met op den eenen dag misschien een anderen hoed op en een andere japon aan dan den anderen dag. -
Eindelijk om 8 uur begint het concert met Beethoven, daarna zingt Marcoux de Proloog uit de Paljas.
Als hij verschijnt begint men te applaudisseeren; het is een slanke donkere verschijning, een knap sprekend gezicht.
Die stem had een verbazende omvang en maakte indruk op me, doch klonk niet week genoeg voor de Paljas.
Marcoux werd na afloop niet erg geapplaudisseerd; men was beter van hem gewend.
Mademoiselle Simony viel meer in den smaak, maar naar mijn idée is haar stem veel te zwak voor de groote zaal in het Kurhaus.
Na de pauze kreeg men nog 2 liederen van Marcoux te hooren: ‘Délicieusement’ en ‘Pour un baiser.’
Hoe of de man het eerste lied durfde ten gehoore te brengen, is mij een raadsel.
Dat het Haagsche publiek ‘équivoque’ aardigheden gaarne hoort, dat wist ik wel, maar zou Marcoux denken, dat het publiek soms alles slikte, wat het werd opgedischt?
Het was meer dan erg nl. de inhoud van ‘Délicieusement’. En hij zong het, of laat ik liever zeggen, hij droeg het voor met een grime.... hij laat het voelen dat is, geloof ik, zijn geheim.
De groote ‘Wüllner’ heeft dat geheim ook; alles wat hij zingt of liever déclameert, dat pakt, dat grijpt in je ziel.
‘Pour un baiser’ viel meer in den smaak en werd Marcoux ook zeer geapplaudisseerd.
Even wil ik melden, dat er naast mij een meisje zat van 13 jaar, die aan haar moeder vroeg, wat een ‘baiser distillé’ was; dat stond nl. in het versje, dat Marcoux zong. Het begon bij mij inwendig te schateren en spitste ik al op het antwoord van de moeder. Deze moest ook lachen en antwoordde: ‘Och, kindjelief, dat begrijpt je toch niet nu, wacht maar tot je wat ouder bent, dan zal ik het je uitleggen.’
Het meisje was er gelukkig mede tevreden, wel een wonder, omdat een kind altijd door vraagt.
Ik stond vóór het laatste stuk op, om in de tram te kunnen komen, maar, ja wel! er was reeds een ontzettende file ‘Bezit je ziel in lijdzaamheid’ is dan het parool; en zóó iets elken avond te moeten meêmaken??
O, gij engel, van den huiselijken haard waar zijt gij toch heengetogen in den ‘Kurhaustijd?’
Den Haag, 7 Augustus 1907.