De Hollandsche Lelie. Jaargang 21
(1907-1908)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 169]
| |
den Joseph Smith, met een handvol trouwe volgelingen, verdreven uit Illinois, na een lange, gevaarvolle tocht, over de door de Indianen onveilig gemaakte prairien zich aan het Groote Zoutmeer (grooter dan Nederland) vestigen. De streek was toen nog ‘woest en ledig’, maar de nijvere Mormonen zetten zich terstond aan het werk, ploegden, plantten en zaaiden en begonnen een systeem van de besproeing dat al de verborgen eigenschappen van den grond tot hun recht deed komen en dat de valleien van Utah tot de bloeiendste van het Westen heeft gemaakt. Salt Lake City ligt ongeveer 500 voet hoog en is aan drie zijden door hooge witgetopte bergketens omgeven.A Rugged Bit of Scenery
Staat er niet in de schrift: ‘Zion is door bergen omringd’. Zoo zingt het beroemde Tabernakelkoor dan ook met geestdrift, doelende op Salt Lake City. Beautiful Zion, we love thee.’ De stad is beeldig gelegen, ruim aangelegd; de wijde, oneindig lange straten, aan weerskanten met hooge boomen beplant, geven in den zomer een frisschen, aangenamen indruk. Het centrum is geasphalt, maar in de buitenwijken moet men bij slecht weer soms door een halve voet dikke modder baggeren, zoodra men het ongeluk heeft van het trottoir of te moeten. Toch maakt de jonge snelopkomende stad een modernen indruk, met haar tallooze zeer smaakvolle winkels, haar vele comforts, haar toeristen, fraaie hotels en publieke gebouwen. Het is zeker lichtvaardig in den oppervlakkigen beoordeelaar met de American Party, de Anti Mormonen hier, te beweren dat de ‘Latter Day Saints’ (de Heilige der Laatste Dagen) niet veel beter zijn dan een troep deugnieten. Ik voor mij heb hen steeds met veel genoegen nader leeren kennen en heb altijd hartelijkheid en gastvrijheid van hen ondervonden. Ik vind hen bovendien beschaafder dan vele ‘Gentiles’ en heb steeds met waardeering opgemerkt dat zij de mooie woorden, die in groote electrische letters boven hun prachtig orgel flikkeren, trachten na te leven: The Glory of God is Intelligence. Mormonisme heeft zeker vele eigenaardigheden, maar na de openlijke afschaffing der polygamy toch niets afstootends meer. Ik wil echter geen lange uiteenzettingen geven over dingen die ge of reeds weet of zooveel beter lezen kunt bij mannen als Quack (en Nolthenius?) Als altijd dus maar weer indrukken, in onzen snellevenden tijd komen we immers zelden veel verder dan dat. Op een warmen Zondagmiddag in Juni begaf ik me tegen twee uur naar de groote, wereldbekende Tabernabel, met zijn groot gewelfd dak door geen pilaren gesteund, zijn orgel, zijn accoustiek en zijn gallerij. Deze heeft iets van de bekende Whisper Gallerij in de St. Paul, want wordt er bij het orgel een speld neergelegd dan hoor je het duidelijk aan het uiterste eindje. De Tabernakel is van binnen eenvoudig geel geverfd hout, maar wordt bij feestelijke gelegenheden aardig versierd met allerlei soorten gekleurd doek, bloemen, planten en electrisch licht. Aan weerszijden van het orgel zijn de stoelen voor het koor, daaronder, meer naar beneden, het gestoelte of liever het ‘gebankte’ voor de sprekers, de apostelen, de ouderlingen die daar amphitheatersgewijs zitten. Stampend, stampend vol, meer dan 10.000 en nog steeds stroomde het naar binnen. Geen wonder, want hun beroemde redenaar, Roberts, Member of Congress, zou het Mormonisme tegen de gezamelijke aanvallen der verschillende Protestantsche kerken hier in den staat verdedigen. Eerst een lied van het | |
[pagina 170]
| |
koor, zoodat je gelegenheid had den spreker eens op te nemen, die met zijn beide vrouwen op de fluweelbedekte banken zat en daarna de speech. In het begin, als alle goede sprekers, een beetje weifelend, maar al gauw had ie je en met de stijgende warmte moest je met stijgende aandacht luisteren. En terwijl ik daar zoo zat en o.a. hoorde al die praktische, echt Amerikaansche beschouwingen over het Predikambt en deszelfs beoefenaars trof mij telkens opnieuw de waarheid van zijn woorden en wenschte ik dat er eens een duizend van onze stijve Hollandsche dominees onder zijn gehoor zaten. Hij wond er heusch geen doekjes om als hij de voorste banken aansprekend, waar hij zich voorstelde dat zijn aanvallers gezeten waren, de predikanten ‘das dritte Geschlecht’ noemde, omdat hij heusch niet wist onder welke rubriek hij ze anders thuis moest brengen. ‘Gentlemen’, ging hij voort, ‘hebje wel eens goed gezweet? Wat weet jullie dominees eigenlijk van het leven? Hoe kan je anderen leiden in allerlei dingen waar je zelfs niets van af weet. Om de een of andere reden wordt, als je jong bent, dit vak voor je gekozen en dat noemen ze dan Roeping. Je bent te verwaand of te zwak om met handenarbeid je brood te verdienen, van zaken die praktijk vereischen weet je niets af, het domineeschap is net goed genoeg voor je, 't geeft je al gauw aanzien bij de menschen en 't is een gemakkelijk baantje. Op het Gymnasium en de Universiteit doe je wat boekenkennis op en dan verander je door een metaphysisch verschijnsel van student in godsgezant, je schittert op de preekstoel en vooral op theetjes, waar je je door de dames laat aanhalen, (figuurlijk?) en laat je bewonderen op bijeenkomsten, maar van de groote levensvragen, van het leven zelfs weet je niets af. Overal ben je uit gebleven, slechte mannen en lichte vrouwen heb je vermeden, je bent groen als gras, je bent verwaand, je bent eigengerechtig, je bent zwak, je bent een ziekelijk, teringachtig geslacht.’ - ‘Maar wij willen mannen, die niet alleen met woorden maar vooral met daden hun christendom toonen, mannen, geen zwakkelingen of wezens van twijfelachtige sekse, maar mannen die het leven kennen en verstand en inzicht hebben in onzen modernen tijd recht te oordeelen en krachtig te handelen.’ Natuurlijk sprak hij ook over polygamy, en de vrij nonchalante wijze waarop hij dit punt behandelde, deed me veronderstellen dat hij zou zeggen dat de mannen der twintigste eeuw allemaal zoowat polygamisten zijn in daad, niet in naam, wat natuurlijk een groot verschil maakt. Dit kwam evenwel niet, alleen beroemde hij er zich op dat hij, zelfs na de afschaffing der gebruiken waarbij je een vrouw ‘verzegeld’ kreeg, voor dit leven, voor de eeuwigheid of voor beiden (of voor een korten tijd?) naar de mate der liefde, steeds in eendracht met zijn twee vrouwen geleefd had, na welke verklaring een daverend applaus volgde. Een van mijn beste vrienden ontmoette onlangs op het platteland een oude, eerwaardige Mormoon. Al pratend vroeg de Mormoon: Heb je ook een vrouw? Ja. Eén maar? Ja, maar éen. Poor fellow, zei de oude Mormoon en hoofdschuddend ging hij verder. Ik bedoel echter niet dat alle Mormonen nog steeds polygamisten zijn en aangezien in de laatste jaren de wetten krachtig gehandhaafd worden, zijn de Heiligen meer en meer van hun slechten levenswandel teruggekeerd en veranderd in fatsoenlijke Amerikanen, die deze dingen in het verborgen doen en waar dus niets op aan te merken is.
Salt Lake City. |
|