Een Séance.
In de slotzaal, stil en duister
Hoor, hoe 't in de geestenwereld
Zacht geschuifel achter muren....
Zwaveldampen stijgen op....
Tandgeknars en steunend klagen....
Dan.... 't traditioneel geklop:
Uit het wanddoek treedt naar voren,
Een van 's spiritisten vaderen,
D'oude burchtgraaf Deodaat.
Deodaat, de zwarte ridder,
Eens berucht in 't gansche land,
Die zijn ziel, vol booze lusten
Aan den duivel had verpand.
‘Jongling’, zegt hij, ‘duizend jaren
Doold' ik in deez' zalen rond;
Als het spook des boozen ridders
Ging mijn faam van mond tot mond’
‘Als 'k in volle wapenrusting,
't Bloed nog druipend van het zwaard
Soms een nazaat hier verraste
Bij d'oudvaderlijken haard’
‘Sloeg de doodschrik hem om 't harte,
Knielend zonk hij voor mij neer,
Stamelend van spook en helle,
G'nade smeekend van den Heer.’
‘Maar de tijden zijn veranderd,
Drong de engel der beschaving
Zeeg'nend en verheffend neer’:
‘'k Heb mijn rusting uitgetrokken
En daarvoor, geheel op maat,
Mij van top tot teen gestoken
In een nieuw astraal-gewaad’.
‘Weg met spel en drinkgelagen,
(Wijn en reebout lustt' ik graag)
Maar met aetherdamp en graflucht,
Vul ik thans mijn leêge maag’.
‘Dank, o uitverkoren jongeling,
Dat uw hoogdoorlucht'ge leer,
Mij, het spook des boozen ridders,
Heeft hersteld in deugd en eer:’
‘Waar 'k verschijn (bij invitatie)
Eerbied straalt van elks gelaat,
Voor mij, uit den dood herrezen
Geest van ridder Deodaat.’
En.... de burchtgraaf is verdwenen;
Nog wat blauwend licht, dat sist...
Zegt voldaan de spiritist.
De Quintessence.
Gij, die met ‘geesten’ verkeert,
Wat hebben uw nachtlijke gasten
Omtrent den dood u geleerd?
Wat wisten zij u te onthullen
Van alles wat er geschiedt,
Als, naar gij zegt dat het zijn moet,
De ziel aan het lichaam ontvliedt?
Het leven; het doel van ons hier zijn;
Het lot, dat hiernamaals ons wacht,
Geen mensch heeft in deze mysteries
Nog eenige klaarheid gebracht,
Maar daar verschijnen uw ‘geesten’:
Gezanten van òver het graf,
Betrouwbare boden, die weten
Wat 't lot na dit leven hun gaf.
Wat hebben zij u onthuld?
Wij, smachtend naar licht en naar waarheid,
Wij wachten met ongeduld....
Maar, kunt ge geen antwoord geven,
Dan.... zijt ge op een dwaalspoor geweest:
Uw ‘geesten’ zijn niets dan visioenen
Van eigen abnormen geest.
Deze gedichtjes waren reeds aangenomen door den waarnemenden redacteur, en in drukproef toen de redactrice haar taak weder op zich nam. Om die reden wil zij de plaatsing niet weigeren, ofschoon zij-zelve de gedichtjes niet zou hebben aangenomen, als zijnde kwetsend voor de godsdienstige richting van spiritisten en spiritualisten.’
Redactrice.
|
|