Wat hebben wij van haar kunnen vernemen? Voyons: Dat zij in 1410 werd geboren te Domremy, waar hare ouders eenvoudige landlieden waren. Tot haar achttiende jaar bestond haar werkzaamheid in vee hoeden en bidden. Toen zij 13 jaar oud was, had zij reeds visioenen, wat bij jonge meisjes op dien leeftijd wel meer is voorgekomen en waarvoor verstandige lieden een doctor raadplegen, maar de jongejuffrouw Jeanne en de familie dachten anders. Van tijd tot tijd verscheen God voor haar en beiden hielden een gemoedelijk gesprek. Die vertrouwelijke omgang heeft vijf jaar geduurd of juister verklaard, zij leed 5 jaar aan vlagen van krankzinnigheid, toen haar opeens geopenbaard werd, dat zij de aangewezen persoon was om Frankrijk te redden, dat bijna geheel door de Engelschen was veroverd. De koeien en schapen werden op stal gezet, Jeanne nam in de eene hand een zwaard, in de andere een vaandel, de geheele buurt bracht zij op de been en vooruit ging het naar Chinon, waar Karel VII resideerde; zij vroeg audientie aan, die zij na veel moeite verkreeg. De koning stelde niet veel vertrouwen in die goddelijke zending, maar daar er niet veel meer te verliezen viel, mocht zij haar gang gaan. Er ontstond daarop een ongekende geestdrift bij de fransche armee, de Engelschen gingen op de vlucht en de weg naar Reims kwam open waar de koning alstoen gekroond werd.
Men zou nu gedacht hebben dat Jeanne, roemvol uit het strijdperk terugkeerende, voor haar krijgskundig beleid tot den hoogsten rang zou worden verheven.
Neen, de zaak was nog niet geheel afgeloopen, zij bleef strijdlustig, maar ook het geluk is steeds niet bestendig van duur. Jeanne werd op een mooien dag, 't was in Mei, door de Bourgondiers gevangen genomen.
De comedie veranderde in een treurspel. Galant was 't niet, maar de Bourgondiers leverden haar uit aan de Engelschen. De heldin werd martelares. Zij werd voor de rechtbank gebracht en beschuldigd van ketterij en tooverij en dat nog wel door een franschen bisschop, mijnheer P. Cauchon, die zich aan de Engelschen had verkocht en voor zich het recht eischte haar te vonnissen omdat zij in zijn bisdom werd gevangen genomen. Het proces duurde vier maanden en de arme Jeanne werd veroordeeld levend verbrand te worden. Dit vonnis zou na drie maanden voltrokken zijn te Rouaan op 30 Mei, alzoo na drie jaren diensttijd volbracht te hebben en pas een en twintig jaartjes oud. Uit erkenning voor de belangrijke diensten den lande bewezen, werd de familie verheven in den adelstand, vandaar de naam d'Arc en de genoemde bisschop is uit erkentelijkheid later door de bewoners uit zijn bisdom weggejaagd.
Te Rouaan en te Orleans zijn ter harer eere monumenten opgericht. Deze romantische geschiedenis heeft aan Schiller en aan Soumet aanleiding gegeven voor een tragedie; Delavigne heeft haar verheerlijkt in een gedicht. Voltaire dacht er anders over en heeft er een klucht van gemaakt vol spotternij over het bijgeloof.
Onder die bedrijven wordt Karel VII op den achtergrond geschoven en beschreven als een onbeduidend en lichtzinnig vorst. Daargelaten enkele misstappen, doet men hem onrecht. Door hem werd regel gebracht in het finantiewezen en de rechtspleging; hij stelde orde op de behoorlijke uitbetaling van soldij aan de troepen en op het handhaven van de krijgstucht; hij vormde een staand leger en onderdrukte den opstand, bekend onder den naam van Praguerie; hij verzekerde aan de Gallicaansche kerk de vrijheden door de Pragmatieke sanctie (1488) en tal van ordonnantien in den raad uitge bracht zijn zeer verdienstelijk en moeten beschouwd worden als belooningen voor plaatsen, bevolkingen en particulieren, die op bevorderlijke wijze tot de verdediging van 't land hebben medegewerkt.
Wat Jeanne, de lijderes aan visioenen, nu betreft, zij zou het leger gevolgd zijn, evenals anderen, die met haar dezelfde rol vervulden, maar tot den brandstapel heeft haar weg nooit geleid.
Een eenvoudig burger stelde in haar belang, zij trok zich terug uit het leger, en de gemeentearchieven bewaren het bewijs dat Jeanne na de voltrekking van het vonnis zich nog langen tijd verheugde in een vreedzaam leven.
Wanneer men de vraag zou stellen: waaruit heeft Schiller dan de bronnen geput voor zijn schoon tragedie? kan deze met de vraag worden beantwoord: van waar ontstond zijn Wilhelm Tell? Is ook deze held niet van zijn voetstuk gevallen? Een dichter behandelt zijn onderwerp met dichterlijke vrijheid.
Maar in de middeleeuwen werden zoo vele documenten verdicht. Wat zouden helden en heldinnen uit vroeger tijden zich vroolijk maken, wanneer zij kennis konden nemen van feiten en daden die hun toegeschreven worden.
Van het proces van Jeanne moet een zoogenaamd compte rendu zijn opgemaakt en de ondervraging hierin voorkomen; dit stuk moet eerst verspreid zijn geworden nadat er een paar geslachten waren voorbijgegaan waaronder zij geleefd had.
Zoo werd dikwijls de waarheid verkracht ter wille van heerschzucht, het recht mis-