Moeders verjaardag.
door Eugenie.
‘Staat ze daar reeds, Vader, o, wat ruikt ze heerlijk!’ riep Elly uit, toen ze de provisiekamer met een van blijdschap stralend gezichtje binnenstormde. Vader keek haar met verrukking aan, en beiden wendden zich daarop met groote voldoening naar de taart, en geen wonder ook, want wie had er ooit zoo een gezien, die zoo goed gelukt was? En hoe lang had Anna ze niet voor haar mevrouw moeten geheim houden! Vader had haar gevraagd of ze wel kans zag een taart voor moeders verjaardag te bakken, maar zoo, dat deze er niets van gewaar zou worden. Hij vertelde haar dat ze dit reeds jaar op jaar hadden geprobeerd, zoodat het bijna een familiegrap was geworden; hij was er heusch door ontmoedigd, daar zijne vrouw er altijd op de eene of andere manier was achter gekomen.
‘Nu, Anna,’ zei hij ernstig, ‘als je werkelijk denkt, dat je het in het geheim kunt doen, dan is het uitstekend, maar anders is het beter dat ik er een koop, want ik wil nu bepaald, dat het deze keer eene verrassing wordt.’
Anna schudde verontwaardigd haar hoofd en riep uit: ‘Een taart koopen! Dat nooit, ik zou er geen stukje van kunnen eten, laat het maar gerust aan mij over, mijnheer; mevrouw zal er niet zooveel van gewaar worden!’ en hierbij maakte ze een welsprekend gebaar met hare vingers.
En daar stond nu de taart in al hare pracht, moeder had bij het maken ervan zelfs geen enkel geurtje kunnen opvangen. Het was een kunstwerk, bepaald! Haar naam ‘Elize’ stond boven op het sneeuwwitte vlak geschreven en daarom heen waren kunstige figuren van confituren gemaakt. Elly danste opgewonden er om heen, maar werd door vader tegengehouden, die zachtjes zei: ‘sst! pas op Elly, je kon moeder in haar slaapje storen en Theo kon het eens hooren en die zou het zeker verklappen en alles bederven.’
Toen zij nog bij de taart stonden om die voortdurend te bewonderen, werden ze plotseling verschrikt door een helder, zacht kinderstemmetje, dat op een toon van onderdrukte verrukking uitriep: ‘Is dat een verjaringstaart voor moesje, Vader?’
Beiden draaiden zich met een gebaar van wanhoop om, om in Theo's zacht, stralend gezichtje te blikken, dat naar hen werd toegewend.
‘O, wat prachtig!’ riep hij uit. ‘Wat zal moesje blij zijn! Til mij even op Vader, dat ik hem nog beter zien kan.’
Vader nam hem op zijn arm en liet hem ten volle van het kunstwerk genieten. ‘Nu, ventje, luister nu eens goed, Vader en Elly wilden moesje op haar verjaardag graag met een taart verassen, daarom heeft Anna, toen mama uit was, deze gauw gemaakt en gesuikerd en al deze heerlijke vruchten erop gelegd, en moesje weet er heelemaal niets van nu ze geheel en al klaar is, en nu moeten wij elkaar allemaal belooven er niets van te zullen zeggen.’
‘Natuurlijk niet, Vader. Elly, vertel moesje nu vooral niet van die taart, want het is een geheim’! zei hij op ernstigen toon tot Elly.
‘Neen, lieveling, ik zal het niet vertellen.’
‘Vader, zul jij het ook niet zeggen?’
‘Neen, jongen, vader zou het voor geen geld van de wereld willen vertellen.’
‘Laat mij nu maar weer loopen, Vader, en ik zal even naar beneden gaan en Anna zeggen, dat zij het moesje ook vooral niet vertelt,’ zei hij en trachtte zich uit zijn vaders armen te bevrijden. Maar deze hield hem vast en zei ernstig: ‘Neen, ik vertelde Anna het reeds en zij heeft het mij vast beloofd en nu Theo, jij zult het toch ook niet verklappen, hé?’
‘O, neen, natuurlijk niet,’ zei hij vastberaden, ‘ik zou het moesje niet willen vertellen, voor niets, dat zou toch alles bederven hé, Vader?’
Toen vader de trap naar beneden afging, werd de deur zachtjes geopend en riep een helder stemmetje hem nog achterna: ‘Vader, zou het niet beter zijn dat je moesje een doos met lekkers kocht?’ Hij knikte en stak waarschuwend den vinger tegen zijn jongen op, maar ging voldaan de straat op,