De Hollandsche Lelie. Jaargang 21
(1907-1908)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 117]
| |
Blanke droomen, schuwt gij dan het licht,
en vliedt daarom heen elk droomgezicht
bij het bleeke gloren van den morgen,
die een dag mij brengt met al zijn zorgen?
Droomen! liefderijker zoude 't zijn,
wildet ge verlichten àl mijn zorgen - pijn,
't leven mij vermooien door uw schijn.
Zonder droefheid zou mijn leven zijn!
Steunen zou mij dan een heerlijk wéten
- dat mij zorg en last snel deed vergeten -
een bestaan van 't stille tooverland,
dat ik mocht betreden aan uw hand.
Droomen! zijt ge feeën of demonen? -
Wèl wilt gij uw heerlijk licht-lach toonen,
maar in duisternis straalt uit uw licht,
overglansd door 't droefste dage-licht.
Nauwlijks sluit de slaap mijn moede oogen,
of gij brengt mij weer uw wreede logen;
en het leed, een korte wijl verloren,
wordt te wreeder met elk morgenlicht herboren.
Is de duisternis uw bondgenoot?
Wijs is dan de mensch, die u ontvlood.
Vast omstrikken doet uw zoete waan,
maar bedrieglijk zult gij henen gaan.
Droomen! nu verzwaart ge mij het leven,
wilt ge mij tot troost geen waarheid geven!
Onbereikbaar immers is de pracht,
die de sterren geven in den nacht.
Ach zij doen mijn hart te graag gelooven,
dat een grooter Licht hen schiep daarboven.
Maar wat steunt der menschen klein geloof?
Twijfel wekt het pijnend ongeloof.
Droomen, die mijn wezen steeds omwaren,
kan ik dan uw schoonheid niet bewaren
als een troost in 't droef-arm menschenlot,
die het stil gelooven wekt in God?...
JEANNE C. VAN LEYDEN.
Spreuk.
Willen is kunnen,
wees dit indachtig.
Uw willen te kunnen,
het maakt u machtig.
Willen is kunnen.
't Gebiedt uw lot.
Uw willen te kunnen,
Vraag dit aan God.
JEANNE C. VAN LEYDEN.
|
|