Boekbeschouwing.
Over Peter Camenzind van Herman Hesse.
Wie in een roman handeling of spanning wil, of de ontvouwing van nieuwe ideeën, of een bijzondere kijk op maatschappelijke toestanden, moet dit boek niet lezen, want hij zal er weinig van zijne gading in vinden. Maar wie genieten kan van aandoeningen, zooals de natuur er geeft en van de zelfbespiegelingen van een fijnen geest, die zal in dit boek veel vinden, waaraan hij nog lang met eene bijzondere genegenheid zal denken.
Hesse is een natuurkind, groot gebracht te midden van de stille schoonheid van een Zwitsersch bergdorp. Zóó zeer voelt hij zich vertrouwd met de natuur, dat hij de menschen slechts in verband met deze ziet. Met groote liefde speurt hij het schoone en interessante in de natuur na en wijst er u op met stilgelukkigen glimlach. Hij werpt zich languit in het gras en laat de zon op zijn gezicht inbranden of kijkt naar het drijven der wolken met hunne grillige gestalten. Dan is hij gelukkig en wakker wordend uit zijne droomen voelt hij eene onbestemde droefheid, wanneer hij bemerkt een mensch te zijn.
Om zijn boek met onverdeeld genot te kunnen savoureeren, moet men dus allereerst sympathie voelen voor dezen natuurmensch en hem onbevangen volgen op zijne tochten.
Hesse heeft zich met zijn geheele voelen vereenzelvigd met de natuur; hij leeft slechts in en van haar, en wanneer hij droomt, is het altijd van hàre schoonheden en wonderen.
Wanneer Camenzind of Hesse (want dat is hetzelfde) ten laatste, gedreven door een vaag en onbestemd verlangen verre landen en steden te zien, zich op weg begeeft en naar Parijs trekt, dan is het de herinnering aan die schoonheden, die sterk in hem leeft en die hem, als hij zich te midden van het groote-stadsleven beweegt, troost en steunt tevens. Hij walgt van Parijs en van het leven daar. Dan gaat hij naar Italië om de oude cultuur en de Renaissance te bestudeeren, maar als hij het rijke en schoone land doorzwerft, zijn al zijn plannen en voornemens