Over het rouwdragen, ten minste over het rouwvertoon der Portugeesch Israëlietische gemeenten worden we ingelicht door de volgende acte.
23 Januari 1658 compareerde voor Johannes Wichmans notaris te 's Gravenhage ‘Srs. Davidt Torres ende Samuel Vellian Portug. coopl. tot Amsterdam dewelcke verclaeren ter requisitie van de weduwe, kinderen en erffgenamen van Diego Perez Camucha alias Simon Correa hoe waer ende waerachtich is dat onder de joode van de Portugeesche natie coustuymelyck ende in observantie altijd is geweest ende noch is dat de weduwen van deselve natie in 't jaer van 't overlijden haeres mans ganschelyck niet alleen niet uyten gaen maer oock voor haere deur niet en comen, nochte te kercke gaen; Verclaeren wyders sy attestanten dat de ongehoude (ongehuwde) dochters in haere natie desgelyx niet uyt en gaen ende specialyck niet in 't jaer wanneer haer ouders syn comen te overlyden. Ende dat diegeene die ter contrarie doen, soodanige weduwen ofte dochters synde in geen goede reputatie werden gehouden als niet observerende de maniere ende coustuyme onder haere natie gebruyckelyck.’
De Haagsche bidders traden op zeker oogenblik in het midden der 17e eeuw een beetje eigenmachtig op, en de Magistraat vond het noodig daar onmiddelijk beterschap in te brengen. Zij werden op 20 December 1661 ter Kamere van Burgemeesteren ontboden en hun werd aangezegd en scherpelijk belast, dat niemand hunner eenige ingezetenen, van wat staat en qualiteit hij ook zij, zal hebben aan te raden of te persuadeeren, directelijk of indirectelijk om eenigen doode te doen begraven in de eene of de andere kerk, maar dat zij de ingezetenen daarin zullen laten doen en volgen hun eigen wil, zin en goedvinden. Op peine, [hier, op straffe] dat, zoo wie na dit moment, zoude mogen worden bevonden contrarie te doen of gedaan te hebben, onmiddellijk zal worden ‘gecasseert’, en dat de lijst der bidders met zijn naam zal worden verminderd, zonder dat er een ander in zijn plaats zal worden gesteld.
Eene staking brak niet uit. In onzen tijd zouden onmiddellijk de raddraaiers aan den gang zijn gegaan om de uitspraak der schrift een waar woord te doen zijn, waar zij zegt: ‘laat de dooden hun dooden begraven’.
Bij begrafenissen werden dikwerf niet alleen de sterfkamers gedecoreerd, maar uitwendig werden veelal rouwversieringen aan de sterfhuizen aangebracht.
Dit leert ons eene acte van 26 Februari 1674: ‘compareerden voor Not. van Steelandt te Delft, Dirck Claes van den Enden, Mr. timmerman Hooftman van 't timmermansgilde 70 jaar, en Jacob Jonasz de Cort Mr. Schrijn wercker, Hooftman van 't schrijnwerckersgilde 55 jaar en verclaeren dat de schrijnwerckers alleen, ende geen timmerluyden vermogen te maecken blasoenen voor lyckhuysen, blasoen kassen met kolommen en sonder kolommen op verbeurte vant wercken op groote boete bij de Ed. gerechte daartoe gestatueert.’
Op de rozenhoedjes moeten we nog even terugkomen. In 1682 is er nog sprake van. Toen werd vermaakt aan Swaantje, de dienstmeid, een ‘brandt corale rosenhoetge met een gout cruysge daeraen’.
Brandkoraal is eene soort van koraal; barnsteenen koraal; in 't barnen der gevaren, beteekent branden der gevaren; rozenhoed beteekent ook krans van rozen; toch zal dit laatste begrip wel samen vallen met den rozenkrans der Roomschen, en het vermaakte geschenk een barnsteenen koralen rozenkrans zijn geweest.
In verband hiermede volgt wat we vonden in 1702 ‘Een swart git Rosenhoetie met een silvere penningh ende een kruisie daeraan,’ als nagelaten door een ‘klopie’ (eene non).
We zullen besluiten met de kosten op te geven eener deftige begrafenis, namelijk die van Francoys van Spangen, Majoor van de Burgerij van 's Gravenhage, die overleed 23 Januari 1685, wonende aan de oostzijde van het Noordeinde.
Aan den koster der Groote kerk werd betaald voor het begraven en het luiden, - ‘acht poose’ - f 52.-.
Gerrit Naecthoven, des overledenen buurman, grenzende met zijn pand aan de zuidzijde van het sterfhuis ontving f 9.15 voor het ontwaden en voor verscheidene diensten, zoo voor als na den dood bewezen.
Pieter van Velsen leverde de doodkist en de schroeven daartoe voor 31 gulden.
De Officieren van het Witte Vaandel der Schutterij droegen den overledene ten grave. Voor dezen vrienden- en eeredienst ontvingen zij nog f 63.-.
Bovendien werd aan de buren, die dragen moesten, maar misschien vrijgesteld werden, nog 22 gulden en een stuiver uitgekeerd.
Ten tijde van de begrafenis in de kerk