knietjes gedankt hebben voor 't onverwachte geluk, op haar levensweg gevonden, en zij? - zij wees het van de hand! Uilskuiken! wàt wou ze dàn??...........
Iris zat moedeloos vooruit te staren, en keek naar de mooie irissen op den schoorsteenmantel. Ze waren zoo bizonder van kleur! O, die kleur, die sloot een geheele wereld in zich! Hoe veel menschen kijken zoo terloops naar de kleur van iets, terwijl de kleur Iris juist altijd zoo aandeed en boeide! voor haar lag daar zooveel in; allerlei hartstochten lagen daarin voor haar opgesloten.
Zelden zag ze zulke mooie; ze werden haar vandaag gezonden door Bruce, omdat hij wist, dat ze zooveel voor die bloemen voelde.
Ja, als hij haar nu eens vroeg, dan zou ze hem dadelijk nemen, maar daar was geen questie van. Hij had geen middelen om een vrouw te onderhouden ten eerste, en ten tweede zou hij wel nooit trouwen, een echte ‘ladykiller’ was hij. Ze zou met hem in armoede willen leven en ze bedankte voor den rijkdom van den ander.
Een echte ‘charmeur,’ die Bruce, hij flirte er maar op los; aan iederen vinger kon hij wel een meisje krijgen, als hij wou. Er was een zekere charme over hem; iedereen kwam daarvan onder den invloed.
Wat dikwijls had ze hem toegevoegd: ‘Que tu es dangereux pour l'humanité, mon ami!’ en dan lachte hij zoo smakelijk en vertoonde zijn mond een rij prachtige tanden. Neen, hij trouwde nooit, dat stond beslist bij haar vast.
Wat hadden ze beiden niet denzelfden smaak en wat voelden ze beiden veel voor kleur en wat snapten ze beiden soms tegelijk den zin van allerleì gesprekken!
Eén oogopslag, één ironisch lachje - en ze wisten beiden het ‘waàrom’.
Ze voelden beiden veel voor gekleurde steenen; ze spraken met hun beiden over de verschillende ‘vertu magique’, die aan die ‘pierres précieuses’ werd toegekend in overoude tijden. Iris was bijgeloovig; voor de grap vroeg zij een ring met een opaal voor haar jaardag en ziet, sinds ze dien ring droeg, overkwam haar niets dan narigheden, tot ze ten slotte dien ring opborg in haar kast.
En toen ze dat aan Bruce mededeelde, lachte deze, dat het een lust was, maar altijd liepen hunne gesprekken over zulke bizondere dingen.
Gisteren had hij afscheid genomen; hij moest naar het buitenland toe, waar hij een journalisten betrekking zou vervullen. En nu was hij weg, de eenige met wien ze zoo gezellig kon praten, die haar begreep in alles. Hij zou in den eersten tijd nog wel eens schrijven, maar gauw zou 't wel gedaan zijn.
Nieuwe kennissen, nieuwe indrukken zouden de oude wel gaandeweg verdringen. Nieuwe gedachten zouden zijn brein vervullen en deze zouden zijn oude kennissen niet interesseeren.
Zoo ging 't immers altijd - en dan in 't buitenland, vooral in Berlijn, waar de levensopvatting breeder en ruimer was.
Ach, hij zou later niet meer dan een vreemde voor haar zijn! Al de jonge meisjes zouden den nieuwen ‘charmeur’ met vreugde begroeten en - dan pas later ‘ontwaren’ dat de band een ‘chimère’ was.’...
Volgens Bruce was alles in het leven een ‘chimère,’ en hij zelf ook voor degene, die hem liefhad.
Zou het leven ook een chimère zijn?? Wàarvoor, wáartoe, wàarom, hòe lang? En dan daarna?...
Het geluk, àls het er is, is een waan, een ‘chimère,’ en het leed?
Ach, het leed, dat kan je zoo voelen en tasten, dat kàn geen ‘chimère’ zijn.
Het pakt je zoo aan, het grijpt zoo in bij je, het maakt je zoo moê en het doet je zoo verlangen naar rust - om nooit weder op te staan...
Als ze er nu eens een eind aan maakte, als ze nu eens den moed er toe had; maar wist ze dan zeker, dat ze hiernamaals niet weder zulk een bestaan moest beginnen?
Want dat het afgeloopen was, als je dood was, dat kòn ze niet gelooven, aangezien ze spiritist was.
En als ze dan weêr beginnen moest? Wat dan??
Wat had het leven nu voor waarde voor haar! Ouders had ze niet en de andere familieleden, wat konden haar die schelen? Menschen die haar aanraadden om zich te verkoopen aan den ‘richard.’
‘Iris, Iris, gij zult den drinkbeker eindigen tot den laatsten druppel toe!’ zeide een stem daar binnen in.
‘Wàarom, wàartoe, wàarvoor, voor hoe lang dan nog??’ snikte het in Iris voort...
De hospita kwam binnen om het licht aan te steken en vond de thee nog onaangeroerd.
Amsterdam.
LOTOS.