Als een Droom...
I.
Even na de muziekles nog bij de Vermeers aanloopen.
Fanny studeerde ijverig piano sedert zij de H.B.S. verlaten had, want zij wilde binnen een paar jaar haar diploma halen. Maar na haar studie 's middags, of zooals nu na de les zocht zij graag de een of andere kennis op, tot ontspanning.
Vandaag de Vermeertjes. Daar was 't zoo gezellig op 't afternoon- tea- uur. Mijnheer kwam er altijd eventjes voor van kantoor, Mevrouw zat er bij met haar breiwerk: ‘want, zie je, hier zijn altijd zóóveel hielen en teenen aan te breien, dat ik 't haast niet bijhouden kan.’ En de vier meisjes schonken beurt om beurt thee en vertelden je, over de ervaringen, die ze dien dag hadden opgedaan; twee in de huishouding hielden schermutselingen met Mie de oude, doove meid; één was nog vol van de H.B.S. en een van het Conservatoire.
‘Eindelijk!’ was de algemeene begroeting, toen Fanny binnenkwam. ‘Waar heb je zoo lang gezeten?’ -
‘Op mijn piano-kruk en verder - gordijnen opgespeld met mama - menschen, praat me er niet van. Eén heb ik bij ongeluk kapot getrokken.’ - En zij bukte zich, om het mevrouwtje in haar lagen stoel voor het tuinraam een kus te geven.
‘Goed, dat je mijn dochter niet bent,’ plaagde mevrouw. Toen bij de volgende begroetingen informeerde ze successievelijk:
‘Dag Nel, dag zus - slaags - geweest met Mie? Dag Wil, maakt de oude prof je nog altijd complimentjes? Mies ben je nog niet van de Hoogere burger verjaagd?’
‘O Fan - vanmorgen lieten we haar (oude Mie werd hier bedoeld) in den steek, omdat we naar de naaister moesten, en toen mopperde ze vreeselijk, en ze zei, dat ze niet begrijpen kon, dat Moeder het toeliet - al dat slenteren op de straat deugde nergens voor - zei ze, en we raakten nog eens op den slechten weg!’
‘Geef Fan nu ook een stukje van de broodpudding!’ opperde Mevrouw. ‘De prof is tegenwoordig erg uit zijn hum!’
‘Hoe heb jij ooit dat einddiploma gehaald - ik kan de helft van mijn cijfers maar amper an voldoende krijgen,’ mopperde Mies, die lang geen bolleboos was.
‘En is mijnheer nog altijd zoo'n brompot?’
Deze begroeting gold den heer des huizes, die beroemd was om zijn onveranderlijk vriendelijk humeur.
Zij zat spoedig op haar plaatsje bij de bloemenmand met een kop thee en een stukje van de besproken pudding, en verscheidene nieuwtjes waren al afgehandeld, toen zus uitriep. ‘Zeg Fanny weet je 't al: Frans de Court is geengageerd.’ -
‘Ja, ik heb het juist op de muziekschool, gehoord -. Ik kwam jelui vragen, of het waar was, en met wie?’ -
‘Hè - wat kort -’ pruilden de kleintjes, toen ze weinig minuten later tamelijk abrupt opstond en wegging.
‘Wat hield ze zich goed’ - fluisterde de oudste tot haar moeder toen Fanny de kamer uit was - ‘of zouden we ons vergist hebben, dat van haar kant...’
‘Ik hoop het van harte kind, maar ik moet oprecht zeggen, mij is het tegengevallen van hèm.’
Fanny liep intusschen alweer op straat.
Goddank, dat zij dadelijk op dat idee was gekomen: zich te houden, of ze het al wist; het had haar heelen toestand gered.
Frans was dus geengageerd. Zij had er eigenlijk maar flauwtjes naar geluisterd met wie - Met dat bleeke meisje van het Conservatoire dus, dat zoo beeldig zong. Dàt was het zeker wel geweest, wat hem had aangetrokken, dat mooie zingen - Ja, Frans was dol op muziek. Was niet haar eigen stille gedachte altijd, als zij wat moois studeerde:
‘Zóó zou ik het voor Frans spelen’ - O, voorbij, alles voorbij - duizend hoopvolle gedachten zonder vorm. Het prettige van hem tegen te komen en door hem gegroet te worden 's middags op haar terugweg van de les naar huis. - 's Zondags door hem te worden aangesproken in het Concert-gebouw: Al die kleinigheden waren haar dan wèl lief geweest, dat zij zich nu zóó droevig voelde!
Daar buiten was alles nog zooals straks - toen ze het er zoo heerlijk vond.
Langs de grachten spreidden de pas-ontloken Meiboomen hun eerste schaduw, tjilpten vogels waar het groen was; in de bloemenwinkels was een weelde van lichte bloemen, de menschen liepen in vroolijk-lichte kleeren, omdat het zoo warme lente was - maar het was háár plotseling, of zij er heel apart liep met een zware verlatenheid om haar heen.
Thuis met haar goedig, dommelig vadertje en moedertje, die niets merkten, bracht ze voor het eerst zoo'n in-weemoedigen avond door, zooals vele van ons zich wel herinneren uit ons jong leven.