Africa, Indie en China den islam prediken.
De secte der Nakechabendiya werd gesticht door Mohammed Bela ed Dine in 1341 te Bokhara, de toen ter tijde om hare 360 moskeên zoo beroemde Aziatische stad. Ten gevolge van haar Aziatischen oorsprong heeft zij in het Turksche rijk niet veel aanhangers en is het getal der kloosters schaars.
De machtigste van alle secten onder de Sunnieten, ofschoon hun ledental niet groot is, draagt den naam Senoussiya, naar haar stichter Sidi Mohammed ben Ali Es-Sencessi; zij is het beste te vergelijken met de orde der Jezuiten. Hun sjeik woont in de oase Kufia in de Sahara en zendt van daar uit zijn bevelen aan zijne onderhoorigen, die overal verspreid, ijverig propaganda maken voor hun geloof. Zij haten niet alleen de andersdenkenden, maar ook hun geloofsgenoten, die met deze in aanraking komen of omgang hebben en als in onze Indische bezittingen onlusten voorkomen en daar de djehad, de heilige krijg, wordt gepredikt, dan is bijna altijd de secte der Senoussiya degene, die er de hand in heeft. Eenige leden er van zijn gevestigd te Batavia, te Samarang, te Soerabaya, te Padang en te Palembang en houden van daar uit hun sjeik te Kufia op de hoogte van de pan-islamitische beweging in onze Indische bezittingen. In verschillende bladen, onder anderen de Javabode van 20 October 1904, is ernstig gewezen op het gevaar, dat de orde der Senoussiya oplevert en dat niet onderschat mag worden!
De voornaamste secten onder de Schiiten zijn de Alli-i haqq, de Kalenderya, de Babieten en de Icmailiya, die het over één zaak beslist eens zijn, dat Ali iln Taleb, Mohammeds schoonzoon, echtgenoot van zijn dochter Fatmé, de incarnatie Gods was. Volgens die leer verscheen Allah duizend en éénmaal op aarde, steeds in een anderen vorm, het meest volmaakt in de personen van Benjamin, David en Ali en zal Hij nog eenmaal verschijnen als Maldi, maar dan is het einde der dingen daar.
Verreweg de meeste Schiiten, meer dan twee derde, behooren tot de secte der Ahli-i haqq, de vrienden Gods, maar men bemerkt niet veel van hen, zij zijn vrij onverschillig wat hunne religie betreft.
Geheel anders is het gesteld met de orde der Kalenderya, waartoe de talrijke bedelmonniken behooren, die overal rondzwerven.
Deze secte is ten allen tijde een gevaar geweest voor Turkije, zoowel als voor Perzie, door haar fanatisme en vijandig optreden tegen de overheid. Tijdens de regeering van sultan Soliman (1687-1691) bestond er reden voor een groote ongerustheid en liet de sultan een der heftigste leiders Ibrahien effendi ter dood brengen. Toen de executie plaats had, sneden meer dan veertig zijner ordebroeders zich den hals af om met hun voorman naar het paradijs te kunnen gaan. De secte werd toen opgeheven, maar nu, meer dan drie eeuwen later, bestaat zij nog, zij 't dan in het diepste geheim.
Ook de secte der Babieten is, niettegenstaande het opheffingsbesluit, nog in wezen; zij werd gesticht te Shiraz in den jare 1839 en kwam door hare vrijzinnigheid al zeer spoedig in botsing met de Perzische regeering. Toen deze den stichter hadji Ali Mohammed ter dood liet brengen, deden drie Babieten een aanslag op het leven van den Shah Nasr-addine op den 15en Augustus 1852, die mislukte en tot een vreeselijk bloedbad aanleiding gaf. Onder de regeering van den tegenwoordigen beheerscher van het Perzische rijk, die meer vooruitstrevende denkbeelden heeft dan zijne voorgangers, steekt de orde het hoofd weêr op en blijken er nog heel wat Babieten te zijn.
De secte der Isma'iliya schijnt uitgeroeid te wezen, ten minste men hoort er niets meer van. Haar stichter, die in de veertiende eeuw leefde, was de zoogenaamde gesluierde profeet Hachem ben Hakim el Makannah; steeds was zijn gelaat bedekt met een dichten sluier; niemand mocht het aanschouwen. Hij bedwelmde jonge mannen met verdoovende middelen, liet ze dan in een prachtigen hof brengen, waar zij ontwaakten en eenigen tijd een leven van vermaak leiden. Daardoor geheel te gronde gericht gebruikte de profeet hen om allen uit den weg te ruimen, die hem hinderlijk waren. Spiernaakt, het slanke lijf met olie ingesmeerd, bekropen deze jongelingen, als slangen, het aangewezen slachtoffer en snoerden den ongelukkige de keel; in den volksmond heette deze secte die der worgers.
* * *
Europa nu mag een leger zendelingen afvaardigen naar de oorden, waar den islam wordt beleden, daar tegenover staan tienmaal meer derwishen, die met de kasjkoel, bedelnap, aan den arm door het land trekken, bekeeren en de denkbeelden van den goden-