angst voor de besmetting, zich met allerlei kleinigheden belastten, onze overburen de hôtels Moser en Gambetta, waar men ons alles wat niet altijd bij de hand was, zooals ijs enz. terstond verstrekte, en bovenaan onze bekwame Zwitsersche arts, dr: Vogelsang, van wien ik zeker wel durf zeggen, dat ik aan zijn onvermoeide zorgen en uren lang waken als hij dat noodig oordeelde, mijn behoud te danken heb, om niet te spreken van de beminnelijke hulpvaardigheid waarmede hij en zijn vrouw ons later in duizend dingen geraden en geholpen hebben, toen eindelijk het levensgevaar week.
Men zegt weleens: in den nood leert men zijn vrienden kennen, en zeker is het mij zoo gegaan in deze afgeloopen maanden, zoo anders dan ik ze mij had voorgesteld toen ik vroolijk in den trein stapte met het vooruitzicht voor mijn genoegen naar Italië te zullen gaan om terug te keeren daarna in het midden van het heerlijke voorjaars-seizoen van Montreux; terwijl ik in plaats daarvan terugkeerde als bijna stervende en van al de lente-heerlijkheid van Montreux niets heb te zien gekregen, omdat ik het als zieke verliet ter wille van de versterkende berglucht hier die, hoop ik, mij mijn krachten geheel en al zal teruggeven. -
Maar juist dáárom, om de waarheid van dat spreekwoord: in den nood leert men zijn vrienden kennen, kan ik zelfs in dezen zoo onverwachten tegenspoed met een gevoel van dankbaarheid berusten. - Het is zoo heerlijk in dit dikwijls zoo arme leven zooveel rijkdom van goedheid te mogen ontvangen; het is die rijkdom die het leven de moeite waard maakt van zijn strijd en zijn beproevingen. - Ik weet het wel, dat mijn vriendin en onze Marie het mij niet euvel zullen duiden indien ik in de laatste plaats spreek van mijn dank aan hen. Want zij weten het wel, dat die zoo onuitsprekelijk groot is, en zoo welverdiend tevens. - De dokter sprak in den aanvang onmiddelijk van een verpleegster, maar toen hij zag dat ik daartegen zoozeer opzag, zweeg hij er over, en later, toen ik hem daarvoor bedankte, was zijn antwoord: Ik kende U niet en kon dus niet weten dat U zulke opofferende huisgenooten bezat als mejuffrouw Reijers en Uw Marie; met zulke hulp is een verpleegster inderdaad overbodig. - Zegt dit woord van een onpartijdig arts geen boekdeelen? Onafgebroken heeft mijn vriendin bij mij gewaakt nacht aan nacht, terwijl het Marie, die in de andere kamer op een rustbank lag, nimmer te veel moeite was op te staan om den dokter te halen, of om thee te zetten, of wat ook te doen of te brengen, dat mij verlichting kon geven. Maar het schijnt mij bijna toe, dat ik door zulke kleine dingen te vertellen de waarde verklein van wat die beiden voor mij deden, omdat er nog zoo oneindig veel méér zou zijn te zeggen, teveel om op te noemen hier. - Laat mij daarom eindigen zooals ik begon: mijn eerste artikel in de Lelie kan geen ander zijn dan een van dankbaarheid, van dankbaarheid aan die allen die mij gemaakt hebben een lijdenstijd tot een van groote vreugde dikwijls, alleen door hun onverdiende goedheid voor mij.
Onder de vele, vele brieven die ik kreeg, en die ik alle achtereenvolgens hoop te beantwoorden, was er ook eene, hier ontvangen, waarin de mij persoonlijk onbekende schrijfster op bijzonder hartelijke wijze hare sympathie voor mij uitsprak, en haar vreugde dientengevolge over mijn herstel, waaraan zij de woorden had toegevoegd: Misschien ware het voor U-zelve gemakkelijker geweest in die mooie bergnatuur te blijven rusten voor goed, inplaats van den levens-strijd opnieuw aan te vangen. -
Gemakkelijker ja! Maar toch, zoolang mij nog zooveel liefde blijft verlang ik niet heen te gaan. - In die zelfde dagen, waarin ik zoo levensgevaarlijk ziek was, verloor mijn arts een nog jonge patiente, een ter dood veroordeelde aan tering. - Zij is, vertelde hij ons, moedig en flink den dood tegemoet gegaan, met volle bewustheid. Ik geloof dat ik ook dien moed zou gehad hebben, want ik twijfelde niet aan mijn eigen doods-oordeel, en had daarom reeds afgerekend met het leven. Maar toch, nu het anders is gekomen, ben ik dankbaar, dankbaar omdat er zooveel nog is om lief te hebben, en dankbaar aan U allen mijn bekende en onbekende vrienden, die mij deze liefde hebt gegeven zoo vele jaren reeds hetzij om de Lelie hetzij om andere redenen.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.