De Hollandsche Lelie. Jaargang 19
(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdUit het Kamp te Millingen.
| |
[pagina 794]
| |
H.M. in hóógst-eigen-persoon? Was het niet voor òns, dappere vaderlands-verdedigers, soldaten van het Koninkrijk der Nederlanden, die met vúúr en geestdrift onze betrekking, ons huisgezin, onze belangen, ja àlles hadden in den steek gelaten om een maand lang oorlog te voeren tegen 'n denkbeeldigen vijand, allernuttigste oefeningen te houden in het boemelen over een hei, uren vèr, te schieten op boomtakjes en grassprietjes, te hollen-in-draf met dèrtig kilogrammen bepakking, àlles uit pure liefde voor 't dierbare vaderland; was het niet voor ons een bittere wanhoop, àlle oranje en rood-wit-blauwe sierselen te zien fledderen en kledderen in modder en regen? O, wèl was het een zwàre beproeving! Had daar niet onze bràve kolonel oefeningen gehouden in het ‘hoera!’ schreeuwen, hadden we niet geëxerceerd, gedefileerd en gemanoeuvreerd op 't paradeveld, dat we er bijkans bij néérvielen, hadden we niet jicht en rheumatiek getrotseerd om toch maar voorál goed en netjes op één lijntje te kunnen defileeren voor H.M.? Hadden we niet met militairen ijver, de wangen blakende van geestdrift, het harte popelende van trots op ons móóie, elegante pakje, regenstralen, regenstroomen en onweersbuien op ons dierbaar lijf laten neerdalen, terwijl we bezig waren onze kostbare uren te besteden aan 't marcheeren-in-de-pas tijdens een wolkbreuk? Waren niet onze tenten dóórnat, ons ligstroo vochtig, al onze jassen en pantalons dóórweekt? Waren er niet honderden zieken? Ach, dit alles woog toch niet op tegen den gloedvollen, tot brandens toe gestegen geestdrift voor 't hollandsche leger, die ons, dappere soldaten, bezielde! Wie dacht 'r aan vrouw of vader of moeder, wie dacht 'r aan dringende bezigheden of belangrijke plichten? Neen, onze levensbeschouwing lag besloten in de woorden: Hiep, hiep, hoera! Oranje boven! - Wie het anders zegt, weet er geen steek van. En zoo was de groote dag aangebroken! Het was op Maandag. Den Zondag te voren - het had den heelen dag gestortregend - had Hare Majesteit de veld-godsdienstoefening bijgewoond, die door den Hofprediker werd gehouden. H.M. had de buien, (zij werd met Haar gevolg zéér onvoldoende beschut door een aan-alle-kanten-open baldakijn), even hardnekkig getrotseerd als de soldaten het deden, daarna was Zij de verregende versieringen gaan bekijken en na haar vertrek hadden de officieren ons medegedeeld, dat H.M. zéér tevreden was over de militairen en dat zij hen Hoogst Derzelver compliment maakte over de prachtige opluistering van 't kamp. 't Spreekt van zelf, dat we oogenblikkelijk in onze harten den lust voelden opkomen, om voor zes jaar bij te teekenen en onze burger-positie op zij te zetten! - Grauw, gehuld in een valen mist, rees de Maandagmorgen ter Oosterkimme. Vijf uur in den morgen.... en plots werd de doodsche stilte vanéén gescheurd door het kanonschot, dònderend over de heide, als 'n rollende donderslag weerkaatsend tegen heuvels en bosschen! Dan inééns kwam er geroep en geschreeuw in de tenten, waar de soldaten in 't vochtigmuffe stroo te slapen leien, waar 'n benauwde slaaplucht van tien man in 'n enge ruimte hangen bleef. Geeuwend rekten ze zich uit, trokken weer even de vòl-stroo-en-hei-gewoelde dekens over de schouders, en wilden weer indutten. Maar spoedig verscheen een sergeant, die z'n hoofd door de tentopening stak en naar binnen schreeuwde. - ‘Tentcommandant! Zou je niet onder de wol vandaan komen en je mannen wekken?’ - ‘Jawel - jawel, sersant!’ zei de korporaal, òpschrikkend uit z'n dommel, en dan, rechtop-zittend in het stroo, de dekens nog ten halve over zich heen, riep-die de jongens wakker! - ‘Allo! Rijzen! Kom 'r potverdikme uit!’ De ontwakende mannen draaiden als houten mummies, de koude morgenlucht moedigde het opstaan niet bijzonder aan, maar eindelijk toch kwamen zij met slaperige bewegingen onder hun dekens vandaan, vouwden die op en gingen zich wasschen. Buiten, in de tentstraat, surveilleerde de sergeant. - ‘'t Is vandaag om tien uur aantreden, hoor! Om elf uur worden de vaandels uitgereikt!’ 'n Blos van vreugde werd op aller wangen zichtbaar, toen de woorden ‘vaandels.... uitgereikt’ de ooren streelden. Want 't váándel is de soldaat z'n god en z'n godsdienst, 't vaandel is z'n hoop, z'n vertrouwen! Voor 't vaandel laat 'n militair zich in stukken hakken, voor z'n vaandel heeft-i z'n leven veil. U kunt wel begrijpen, dat wij allemaal gráág ons leven wilden offeren voor 'n lap oranje-zijde met gouden kwasten, dit is zoo klaar als een klontje! Na het ontbijt, 't welk bestond in sterk gepeperde groetesoep met rijkelijk toebedeelde vetkwabben en kommies, gingen de soldaten hun wapens en kleeren wat in orde brengen, want voor een bezoek van H.M. aan het kamp werd er alléén uit puur plezier gepoetst en geborsteld, dat het een aard had! Het lastigste was evenwel, dat we onze overjassen opgerold om den ransel moesten dragen! Melieve, dat werd me 'n rein vrachtje op je rug en schouders! Maar | |
[pagina 795]
| |
klagen deden we niet, met plezier hingen wij onze modèl-gepakte, 25 kilo-zware ransel op den rug, haakten die aan onze met ijzeren blokken gevulde patroontasschen, circa 2 kilo, namen het geweer aan den schouder, 4½ kilo, tezamen ongeveer één- à twéé en dertig kilo gewicht, alles vanwege de vaderlandsliefde en oranje-verééring! - ‘Aantrééjen!’ schreeuwden de onderofficieren buiten de tenten. We wrongen ons met onze elegante, werkelijk chique costuums door de nauwe tentopening heen, en voegden ons bij onze sectiecommandanten. De ofifcieren verschenen, de compagnieën werden op twee gelederen gezet en aan de kapiteins gepresenteerd. De officieren hadden allen héél mooie jasjes met gouden épauletjes en blinkende knoopskes, mooie, neen, héél mooie oranje-sjerpjes en 'n blinkend-gepoetst sabeltje. Keurig, keurig! Om te stelen! De overste kwam, nóg mooier toegetakeld dan de anderen, zenuwachtig-druk op z'n bruin vosje aandraven. - ‘Mógge, mógge! Alles present, m'neeren?’ - ‘Jawel overste, alles present!’ - ‘Dank U. Zult U 'r vóóral aan denken, dat 'r door niemand hoera mag geroepen worden, vóór de kolonel het teeken gééft? De kolonel zal roepen: leve de Koningin! en dan mógen de manschappen driemaal hoera! roepen!’ Overste verdween. Heerlijk, heerlijk! We mochten ‘driemaal hoera’ roepen, en dat gebeurt je niet elken dag! Om tien uur stond 't heele Regiment op 't paradeveld. Commando's klonken over de vlakte, officieren-te-paard reden driftig-zenuwachtig af en aan, bataljons-commandanten hadden geen minuut rust, de troepen werden eerst links, toen rechts, dan weer voorwaarts, wat meer rechts, dan nog wat links-achterwaarts, eindelijk schuins-rechts-voorwaarts gecommandeerd, en ten slotte stonden ze nog verkeerd. Na 'n half uur tobben en heen en weer scharrelen stond alles op z'n plaats. Plots hoorde men gejuich van publiek op den straatweg: de Koningin kwam! Tusschen 't gebladerte van de boomen, aan weerszijden van den weg, zagen we 'n veelkleurige stoet in galop naderen, en niettegenstaande wij schier bezwéken onder onze uitrusting, en enkelen onzer reeds flauw gevallen waren door 't voortdurend ònbew eeglijk moeten staan, klopten onze harten van aandoening sneller en wàrmer, vooral warmer. De Koningin reed langs de troepen, zij was in amazone-costuum en werd gevolgd door 'n stoet van pràchtig-opgetuigde stafofficieren en adjudants, àlles goud wat je zag! Tijdens die zoogenaamde inspectie speelde eerst de muziek van het 1e en 2e bataljon het Wilhelmus, en als 't uit was, begon het weer van voren af aan. Kwam H.M. bij de andere bataljons, dan begon de muziek van 't dèrde en vierde óók 't Wilhelmus te spelen. Beide muziekkorpsen speelden nu gezamenlijk, maar ieder op z'n eigen gelegenheid, wat een prachtig concert gaf! Daar begon de hoornmuziek van de cavalerie óók al 't Wilhelmus te blazen! 't Was nu aandoenlijk móói, drie muziekkorpsen, die door elkander het oude volkslied speelden! We waren dan ook tot schreiens toe geroerd! Nu betrad H.M. de verhevenheid onder het blauw-fluweelen baldakijn, de troepen formeerden carré en de koningin sprak de vaandelrede uit. Met plechtige ceremonies werden de vaandels uitgereikt, men hoorde de soldaten van ontroering snikken en zuchten, terwijl ze al dien tijd met gepresenteerd geweer stonden, een houding, die hen op den duur bijna het bewustzijn deed verliezen! Met fieren tred kwam nu 'n officier der cavalerie nader. Luid klonk zijn stem over 't heideveld toen hij H.M. dank betuigde voor de uitreiking der vaandels. - ‘Het was,’ zeide hij, ‘'n gróóte dag, 'n gedenkwaardige, onvergetelijke dag, nu de soldaat uit de handen van z'n Vorstin zijn vaandel ontving! Ja, het vaandel vertegenwoordigt H. Majesteit, in den krijg, het doet onzen geestdrift opvlammen en sterkt | |
[pagina 796]
| |
den zwakke, moedigt áán tot den strijd. En wanneer we, dóódelijk in 't hart getroffen door 'n vijandigen kogel, stervende inéén zullen zinken, onze laatste blik op 't vaandel gericht, dan zullen we onzen laatsten adem uitblazen onder de juichkreet: ‘Leve de Koningin!’ ‘Hiep, hiep, hoera!’Ga naar voetnoot1) - ‘Hoera! Hoera!’ riepen we allen, en de aandoening belette ons 't verder schreeuwen. O, wat een heerlijk, wat een zalig oogenblik was dat! Denkt gij, òn-militaire lezeres of lezer, dat wij op 't slagveld zouden sterven, terwijl onze laatste gedachte aan onze geliefden, onze ouders, kinderen, vrienden zou gewijd zijn? Denkt gij, vaders en moeders, dat uw zoon, mòcht het ooit tot een oorlog komen, zal sneuvelen met de laatste gedachte aan U? Neen, zeg ik u, hij zal de eeuwigheid ingaan met 'n juichkreet! Niet met de juichkreet; Ik weet, waarheen ik ga! maar z'n laatste woord zal zijn: Leve de Koningin! Hoera! Menige snik werd na deze roerende woorden van den cavalerie-officier vernomen, en toen er daarop door de soldaten gedefileerd werd, hadden velen nog betraande oogen, waardoor zij de kuilen in de heide niet zagen en dikwijls een buiteling maakten! Na de parade vertrok de Koningin met haar gevolg. En toen de stoet het Regiment passeerde, zwaaide de kolonel hóóg z'n sabel en schreeuwde: Leve de Koningin! - ‘Hoera, hoera, hoera!!’ riepen de miliciens, bevend van geluk. Toen was alles afgeloopen. Voorwaar... het was een gróóte dag!!
KORPORAAL MILITANTOS. |
|