niemand, die het bij ondervinding heeft, tegenspreken, vooral als het gekozen vak alle krachten en alle tijd vordert. En dit zal het in veel gevallen toch zeker doen, want waar 't meisje dezelfde aanspraken, als de man wil laten gelden, moet ze ook dezelfde capaciteiten meebrengen. Wat lijdt niet dikwijls 't gevoelsleven onder dat steeds inspannen van 't verstand. Wat is de ontwikkeling dikwijls éénzijdig, waar steeds in één richting moet worden gewerkt, ook al bij gebrek aan overtollige krachten voor allerlei; wat wordt soms niet de gezondheid ondermijnd!
En toch eischt de geest des tijds, dat het meisje studeert. De wijze, waarop Gonda de kwestie aanpakt, lijkt mij wel het verstandigst, als men geen al te hooge eischen stelt. Haar voorbereiding is niet lang geweest - haar werktijd ook niet. Bij haar is door de studie de vrouw niet geheel behoeven onder te gaan. Zij verkeert daarbij wellicht in een gunstig geval, want geen lange werktijd brengt meest geen hoog salaris mee.
De financiëele toestand van apoth. assistenten is niet gunstig - 't zou ànders moeten zijn - maar 't is nu eenmaal zoo. En daarbij zal bij velen de eerzucht hooger gaan en zullen zij onafhankelijker willen zijn. Het ideale wordt dan wel geofferd aan 't materiëele, 't is zoo verleidelijk. Haar toekomst te offeren voor een ‘mogelijk’ huwlijk, daar moet de vrouw nog hooger voor staan en werklijk vrijgemaakt zijn, zoowel van oude als nieuwe veroordeelen. Voor een gedachte te leven is niet practisch. Al is ook het huwlijk en het moederschap de roeping, al ligt het in de richting van Gods bestuur de vrouw op dien weg te plaatsen, ze zal toch niet altijd die bestemming bereiken, en dan staat er tegenover als redeneering van 't verstand: moet ze dan niet in hare jonge jaren haar tijd gebruiken nu ze de gelegenheid er voor heeft? Je weet nooit hoe 't te pas kan komen, is zoo de gebruikelijke term. Maar mag dan voor dit tijdelijke voordeel de hooge waarde van het moederschap voorbij worden gezien? Het doet mij denken aan dat gedeelte uit Loutering, waar de Prest zich er afkeurend over uitliet: ‘dat Esau voor een schotel linzen zijn eerst geboorterecht verkocht - terwijl hij zelf op dien weg was. Zou ook in den tegenwoordigen tijd de vrouw bezig zijn haar eerst geboorterecht, haar hooge roeping als moeder voor een schotel linzen te verkoopen!
Op den weg tot de voorbereiding tot vrouw en moeder zal, dunkt mij, de vrouw toch genoeg kundigheden opdoen om in haar onderhoud te kunnen voorzien, zoo noodig - en de plaats, die ze daarbij in de maatschappij in zal nemen, zal door haar eigen persoonlijkheid wel bepaald worden.
Zooals mijn leven is gegaan, kan men wel een vrij goede huisvrouw en moeder worden, maar 't zou beter kunnen, het ideale moet toch niet iets middelmatigs worden - in alles moet toch naar 't hoogste gestreefd worden. Vóór mijn trouwen deed ik in de vacantie huishoudelijk werk - de eerste jaren van mijn trouwen kostte het mij wel tijd en inspanning, maar ik hielp mijn jonge dienstbode aan alles mee. Ik kon naaien, koken, strijken enz. enz. - mijn huishouding loopt geregeld - mijn dienstmeisje heb ik al 8 jaar - bij 't meerdere werk is meer hulp gekomen, waardoor ik aan huishoudelijk werk nu zelf minder doe, maar daarvoor in de plaats zijn nu de kinderen. En toch zijn er tijden, dat ik voel geen doorkneede huishoudster te zijn, als er vooruit gezorgd moet worden, als er werk geregeld moet worden, zooals in tijden van wat meer drukte als schoonmaak enz., als 't er op aankomt hoofd te zijn en tevens de eerste, die dient.
* *