dat zij naar onzen lieven Heer gegaan was!
Jo was het laatst naar Leiden geweest, waar haar Mama in 't ziekenhuis lag. -
Toen al scheen Mama erg ziek; zoo kwam 't Jo ook voor, want Mama luisterde niet meer zoo goed naar Jo's gebabbel over Willem; en later, toen ze begreep, dat Mamaatje ergen pijn had, verging bij haar vanzelf den lust tot dergelijke verhalen. Ook bij den dokter in z'n kamer op zijn knie gezeten, roerde ze hun lievelingsonderwerp ‘Willem’ in 't geheel niet aan en de dokter vroeg ook niets.
Zijn anders zoo vriendelijk opgeruimd gelaat stond nu ernstig en herhaaldelijk gleed zijne hand zacht over Jo's haren, wel wetende welk groot ongeluk boven dit arm klein hoofdje hing. -
De eerste dagen na het noodlottig bericht, waren de kinderen schier troosteloos; want dat zij Mama nooit meer zouden zien, was een te verschrikkelijke gedachte, waaraan zij zich niet wilde gewennen.
Christientje bleef langer onder den eersten indruk dan haar ruim twee jaar jongere zusje. Jo was dan ook de eerste, die weer lust kreeg met Willem wat te gaan spelen.
Na een poosje verscheen Christientje aan de tuindeur; ze voelde zich zoo eenzaam daarbinnen zonder haar zusje, want Juf kon ook niet altijd bij haar zijn. Ze riep het konijn zacht bij zijn naam en toen het met groote sprongen bij haar was, sloeg ze haar armen om hem heen en begon harstochtelijk te schreien.
Bij het zien van het dier kwamen haar allerlei beelden uit het ziekenhuis weer voor den geest en die plaats met haar liefste herinnering, bleef met het dier voortaan nauw verbonden.
De kinderen gaan nu weer geregeld naar school, het slaat juist half vijf als ze door Karel worden overgezet.
‘Kijk, Chris, daar staat Juf voor het raam!’ en meteen zwaait Jo haar taschje heen en weer.
‘Juf ziet je niet Jo, ik geloof dat ze leest.’
Als 't pontje stil houdt, worden over en weer vriendelijke groeten gewisseld en in een oogenblik staan ze voor de huisdeur.
Zoodra is er opengedaan of de beide kinderen vliegen naar de voorkamer, waar ze weten dat Juf is.
Nu staat ze niet meer voor het raam, maar zit in een hoekje van de canapé vóór zich uit te staren met een' brief op haar schoot.
‘Zoo, dag kinders! - jullie zijn laat, is 't niet?’
‘Ja, Juf,’ zegt Christien, ‘maar dat komt, we hebben nu het belletje en het lintje voor Willem gekocht.’ - ‘O Juf, het klingelt zoo lief!’ zegt Jo, ‘hoort U maar!’ en meteen plaatst zij zich op de knieën naast Juf, terwijl ze het miniatuurklokje dicht bij het oor van deze heen en weer laat gaan.
Jo houdt eensklaps op als ze haar zusje vol deelneming hoort vragen: ‘Wat is er Juffie?’ - en over het zielvol gezichtje van de negenjarige trekt eene schaduw.
‘Jullie moeten even naar mij luisteren, kinderen!’ begint Juf, terwijl ze den arm om Christien heen slaat en met den anderen Jo naast zich trekt.
‘Eerst zal ik vertellen, dat oom Alex vanavond of morgenochtend thuis komt!’
‘Hè, hoe heerlijk!’ juichen de kinderen, beide tegelijk.
‘Hoe lang is oom op reis geweest, Juf?’ vraagt Christien.
‘Wèl hónderd dagen!’ meent Jo.
Juf glimlacht even en vervolgt: ‘Zooals jullie weten kan oom Alex niet altijd bij ons blijven; want oom is hier met verlof, maar gaat niet eer van ons weg voor dat Papa uit Indië hier is; dan vertrekt oom weer naar Atjeh!’
Hier houdt Juf even op, want wat nu komen moet, valt haar, terwille van de kinderen, zwáár om te zeggen.
‘Nu heeft Oom pas een' brief van Papa gekregen, om Oom te vragen zoo gauw mogelijk een bovenhuis in den Haag te huren. -
‘Hè leuk, Juf!’ valt Christien haar in de rede. -
‘Niet zoo leuk als je misschien wel denkt, kindje-lief; want - want...’ Juf komt maar niet verder en wordt vuurrood.
Eindelijk zachtjes: ‘Willem kan niet mee!’ -
Met ontzetting staren twee paar groote oogen haar aan. -
Juf kijkt nu maar voor zich uit om de bleek geworden gezichtjes niet te zien. -
Werktuigelijk gaat ze verder:
‘Op een bovenhuis dieren te houden is erg lastig, vooral een konijn, dat zonder een tuin niet leven kan. En... bovendien.... jullie weten wel, Papa houdt niet van beesten, heelemaal niet.
Dat hebben jullie toch wel voor Papa over, is 't niet?’ -
Beiden zeggen geen woord, doodstil is 't in de kamer.