Clara. - De Tuintjes heeft geen slot. Het begin en de ideën erin zijn heel goed, maar zulk een lang opstel als dit kan niet eindigen in niets. Ik denk dat gij zelve dit wel zult inzien; als gij er goed over nadenkt. Ik hoop dat gij er alsnog het een of ander einde aan zult kunnen maken. In dat geval wil ik het gaarne plaatsen; maar zoo als het nu is, is het daartoe ongeschikt.
A.V. - Kinderleed nam ik aan.
Mevr: Chr. K. - van O. - Fabel en het 1ste schetsje uit D. gaarne. Het tweede uit D. vind ik te persoonlijk tegen de ger: Kerk gericht; dat zou aanstoot geven.
No. 10. - Ik heb uw handschrift in orde ontvangen, en reeds ter drukkerij gezonden. - Wat de noot betreft, die moet van U-zelf uitgaan, niet van mij. - Zendt die alsnog.
Lotos. - Neen, deze Duncan-uitvoering was meer iets voor den muzikalen verslaggever dan voor mij. Overigens zult gij er mij ook nog wel eens zien, want Isadora ziet blijkbaar in Holland een vette kip, om zich door haar behendig te laten plukken. Ze danst hier het eene seizoen in, en het andere uit, en, daar 't elders in de wereld al niet te best meer lukt met de reclame, nu het nieuwtje er afgaat, nestelt zij zich hoe langer hoe vaster in bij de langzaamachteraankomende Hollanders, die gewoonlijk eerst een paar jaar later dan een ander volk ontdekken hoe ze worden beetgenomen. Misschien krijgen we eerstdaags haar mislukte dans-school ook nog wel hier in Amsterdam!
Abonnée. - Met ‘leveranciers’ heb ik niet altijd zooveel medelijden, want er zijn er velen, die zelf door slordigheid of onverschilligheid aanleiding geven, dat men naar een ander gaat, en die b.v. stelselmatig nalaten een quitantie te voegen bij het bestelde, ook al vraagt men hun er met nadruk om. Als zulke menschen dan de dupe ten slotte worden van wan-betalers, aan wien dan de schuld? Het is niet altijd-gemakkelijk een quitantie te zenden, als er niet om wordt verzocht, dat weet ik ook wel; maar als de kooper 't verzoekt, is het toch een nalatigheid het niet te doen. En vooral in den Haag is het een algemeene klacht, dat de winkeliers het opzettelijk nalaten, omdat zij liever iemand in hun boek laten staan voor allerlei kleinigheden.
Neen, alle jonge honden zijn even weinig gelijk in ondeugendheid als alle kinderen. Ik ken jonge honden van m'n tiende jaar, en ik verzeker U, dat ieder hunner dien ik heb gekend weer anders was. Maar wel doet de omgeving en de opvoeding er veel toe. Als Bennie was aangeland bij 'n paar zuurdoende, vreeselijk-stijve, altijd plechtig-kijkende juffers, of bij een ‘Marie’, die minder goed-gezind was voor viervoeters dan de onze, dan zou hij stellig veel minder vroolijk en wild en opgewonden zijn geworden, dan nu hij vrij ravotten en spelen kan, en steeds liefkozingen en lieve woorden krijgt. In Bennie ook zit ‘Lebensfreudigkeit’; en die kan men in een hond evengoed dooden als in een kind, wanneer men hem steeds kwelt met: dit mag niet en dat mag niet.
M.E. - Ik dank U hartelijk voor Uw lange en vriendelijken brief. Neen ‘egoistisch’ is het volstrektnniet mij te schrijven, want ik waardeer het zeer als ik op die wijze iets te hooren krijg van mijn abonnés. En ik stel het op prijs, dat gij door dat boek van mij dien indruk van me hebt gekregen. Wat mijn Lelie-werk betreft, het is volkomen waar, dat ik in de correspondentie altijd eerlijk mijn gevoelens zeg; dat hebt gij zeer juist gevoeld. En het is óók waar, dat ik een veel te uitgesproken karakter en een veel te hartstochtelijk temperament bezit, om bij al die ergerlijke dingen, die ik om me heen zie, bij al het onrecht en de gemeenheid en de leugenachtigheid en de aanstellerij en de domheid, kalm te kunnen blijven. Zoolang ik schrijf over dat alles, zoolang zal ik 't niet anders kunnen doen dan met m'n heele ziel er in gelegd.
Het Vondelpark! Neen, ook in den vroegen morgen is het toch nooit meer dan 'n stads-aanleg! Het is geen natuur; het is zoo'n prutserig, peuterig vertooningetje van menschen die tuintje spelen. - Fietsen en auto's zijn hier m.i. minder hindelijk dan in den Haag; ten minste er heerscht wat méér orde. -
Ja-zeker, ik dank U hartelijk voor Uw bewijs van vertrouwen, en weet heel goed dat Uw ras zich niet gemakkelijk geeft, want ik heb van moeders-zijde heel wat familieleden dien kant uit, en ken het dus heel goed. Maar het is een ‘ras’ waarmee gij voor den dag kunt komen.
Mevr: van den B. te A. - Ik wist niet dat A. Uw geboorteplaats is. De grachten vind ik heel mooi, maar vreeselijk melancholiek. Ik heb altijd gevonden, dat A. een deftige en in veel opzichten een zeer interessante stad is, maar eene die mist de vroolijkheid en gezelligheid van den Haag. - De gelijkenis met Venetië waarover men pleegt te spreken bestaat inderdaad in sommige opzichten. Maar het lachende, het wonder-innemende, het betooverend-schoone dat Venetie bezit zelfs in zijn ondergang, mist Amsterdam geheel voor mij. Het is zoo echt een stad uit het land van ‘mist, en vuilen regen’ zooals de Genestet, van wien gij en ik beiden veel houden, zegt van ons Holland.
Die improvisaties ben ik terstond gaan lezen. - Natuurlijk vond ik het zeer interessant. -
Och ja, op z'n tijd zie ik ook wel eens graag mooie toiletten en mooie winkels, en veel menschen. Maar ik ben 't heelemaal met U eens, dat al die uiterlijkheden niets beteekenen, als je geen gezellig interieur hebt, en niemand om heel lief te hebben, en, omgekeerd, zoolang mijn interieur zoo gezellig is als ik 't heb, zoolang vind ik het in Amsterdam even goed uit te houden als in den Haag, of wáár ook!
Blauwe Hyacinthe. - Het deed me zoo innig veel plezier eindelijk eens van U te hooren. Ik heb me zoo dikwijls afgevraagd, hoe het U toch zou zijn gegaan! En ik had zoo innig gehoopt, dat alles anders zou zijn gekomen, dan het geval blijkt te zijn. Arme blauwe Hyacinthe; neen, ik geloof niet, dat, Uw gevoel ‘zonde’ is Maar wel geloof ik, dat gij toch moet trachten te vergeten omdat, vergeef het mij, hij het tòch niet gansch en al verdient dat gij U-zelve zoo kwelt. Ik wil dit niet nader uitwerken, omdat ik U anders zou verraden, maar gij zult begrijpen, wat ik bedoel. - Als het U mogelijk is, vergeet dan. Ik heb U slechts dien eenen keer gezien, en ik geloof daarna dat het zonde en jammer is van U, dat gij Uw leven verkwijnt, terwille eener verloren illusie. Toen heb ik U ook eerlijk geraden naar mijn eigen heilige overtuiging, en dat doe ik nu opnieuw, als ik U zeg: Ga op reis, doe al wat gij kunt om op andere gedachten te komen. Gij zijt niet de eerste die, na een bittere desillusie, toch nog heel gelukkig zijt geworden. Maar als gij niet kunt vergeten, dan geloof ik niet, dat gij U-zelve behoeft te pijnigen met gewetenswroegingen over ‘zonde’. Het gebeurde is immers waarlijk niet Uw schuld, en over Uw inwendig gevoel zijt gij niemand verantwoording schuldig, dan God-alleen. En die oordeelt anders dan de domme menschen en kerkgenootschappen.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
Sluiting red: ged: