De Hollandsche Lelie. Jaargang 19
(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVaria.I. De ware nuttigheid.Den onderstaanden brief ontving ik, naar aanleiding mijner onlangs in de Lelie geschreven artikelen: ‘Over trouwen en nog wat.’ Ik druk hem met toestemming der schrijfster af, omdat de inhoud overweging verdient, door die velen vooral, die haar tijd verluieren, en verkwisten, en zoeken naar ‘bezigheid’:
Geachte Freule!
‘Ik kan niet nalaten, u te zeggen hoe ik het geheel eens ben met hetgeen u zegt in uw artikel “Over trouwen en nog wat.” Veel van 't geen u in uw artikel schrijft omtrent de vrouwen van zulke ambtenaren, geldt dunkt me tegenwoordig ook voor de vrouwen uit de burgerklasse in 't algemeen, al behooren ze niet tot den ambtenaarsstand. 't Is zoo door en door wáár, wat u zegt, van de tegenwoordige meisjes en jonge vrouwen, n.l. dat ze niet in staat zijn zelf flink aan te pakken, en de handen niet uit de mouwen kunnen of willen steken, om hun huishouden netjes te regelen en in orde te houden. Ik geloof dat dit in de laatste 15 à 20 jaren veel erger geworden is. In mijn tijd, toen ik 16 à 18 jaar was, hebben m'n kennissen en ook ik zelve, (ik ben zoo vrij ons te rangschikken onder den meer gegoeden burgerstand) wel degelijk alles geleerd wat een meisje en vrouw leeren moet, om een huishouding goed te kunnen besturen. Dat de meisjes dit tegenwoordig niet meer zoo grondig leeren, ligt, dunkt me, meer aan haar zelve dan aan de ouders. Al m'n kennissen en ik ook, we maakten al onze kleeren zelf (onderkleeding, blouses, japonnen enz.). De meesten mijner kennissen zijn reeds lang getrouwd, en allen hebben hun uitzet zelve gemaakt, en ik verzeker u dat ze gezien mochten worden. M'n kennissen hebben het bijna allemaal finantieel goed getroffen, ze houden 2 of in ieder geval één flinke dienstbode, zoodat ze zelve niet veel behoeven te doen, maar die enkele, die niet zooveel middelen of inkomsten heeft, en 't dus wat zuiniger moet aanleggen, doet vele huishoudelijke bezigheden, zooals naaien, koken enz. Daar ik er den tijd voor heb, maak ik nog steeds zelf m'n eigen kleeren, en die mijner huisgenooten. Daarom kan ik ook met zekerheid zeggen, dat het heel waar is wat u schrijft, n.l. dat een vrouw veel afdoender haar man zou helpen, door zelf te naaien, te koken enz., dan een depot of zoo iets waar te nemen, wat in den regel maar een geringe bijverdienste is.Ga naar voetnoot*) En dan, de huiselijkheid zou er immers ook door bevorderd worden, wanneer een vrouw al die bezigheden zelf verrichtte, maar dan zou ze niet zooveel tijd hebben om te wandelen, te fietsen of visites te maken, en de meeste meisjes en vrouwen willen liever 't laatste doen dan 't eerste. Een meisje of jonge vrouw, die tegenwoordig wel alle mogelijke huishoudelijke bezigheden verricht, wordt als een wonderdier beschouwd. Daar hebt u b.v. om nu maar eens iets te noemen, kousen breien en aanbreien, wat toch ieder meisje moet kunnen, (dat vind ik tenminste), of ze 't wel of niet noodig heeft te doen. Als ze iemand, die nog niet zoo heel oud is, daarmee bezig zien, zetten ze 'n gezicht alsof ze zeggen willen: maar mensch hoe kom je er bij om zelf je kousen te breien, wie doet dat nu nog tegenwoordig, je bent een heele generatie ten achter, zoo iets was goed in de vorige eeuw, maar nu!’ De een vindt het vervelend, de ander wordt er zenuwachtig van en een derde vindt het zóó laag bij den grond, dat ze er zelfs niet van spreken wil. Ik heb al heel wat kousen gebreid in m'n leven, en doe dat ‘vernederende’ werk zelfs nu nog wel, maar m'n zenuwen zijn daarvan niet minder geworden. 'k Geloof dat het daarmee gaat, als met het aannemen van een melkkan of een pakje aan de deur (waartoe ik me ook wel eens ‘verlaag’) en dat men, zooals uw vriendin zegt, iemand van buitengewone geestkracht moet zijn, om zich voor zóó iets niet te schamen. Juist kousen en onderkleeren zijn duur als men ze klaar koopt, in de goeie kwaliteiten, en als men het goedkoope goed aanschaft is het onsterk, zit niet goed in elkaar, en is heel gauw versleten. Men heeft dus dubbel voordeel als men 't zelf maakt, ten eerste bespaart men arbeidsloon en ten tweede heeft men degelijker goed. En ook wat u schrijft over het maken van japonnen is waar, er behoort grondige kennis voor, om een japon zóó te maken, dat ze aan alle eischen voldoet, maar als iemand geen voldoende middelen heeft om de japonnen te laten maken, dan moet ze zich in vredesnaam tevreden stellen met een kostuum, dat niet precies | |
[pagina 687]
| |
in de puntjes is. Ik zou toch zeggen, dat het beter is en meer voldoening geeft, met een beetje minder mooi japonnetje te loopen, dat je zelf gemaakt hebt en waarvoor je dus geen schulden hebt behoeven te maken, dan met een chic toilet, dat je moet betalen met geld wat je eigenlijk niet kunt missen of voor iets beters had kunnen gebruiken. Maar 't is de schijn, de uiterlijke pronkzucht, waarover u destijds ook zoo mooi hebt geschreven in uw artikel ‘Schijn’. O, ik haat ze zoo, die schijn, dat klatergoud of verguldsel, dat bedrog (want dat is het toch eigenlijk) dat men tegenwoordig overal, in alle klassen en standen, onder verschillende vormen aantreft. Daardoor gaan er zoovele huishoudings te gronde, en ook daardoor zijn er zooveel menschen overspannen en zenuwziek. Ze willen meer doen dan ze kunnen, ze willen verder springen dan hun polsstok lang is, en op 't laatst zitten ze vast en barst de bom los. Maar dan heb ik geen medelijden met hen, maar wel met diegenen die de dupe worden van hun verwaandheid en blufferij. Hoogachtend, ABONNÉ. | |
II. Vermakelijk.Uit het jaarverslag van het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid: ‘Het aantal volontairs steeg tot negen’. - Zegt zulk een zonder twijfel hoogst ‘nuttige’ werkkring niet boekdeelen? - ‘Volontair’ op het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid is immers veel ‘nuttiger’, dan thuis een zieke moeder oppassen, een paar jongere broertjes en zusjes bezighouden, een ouden vader de courant voorlezen; om niet te spreken van zulke alledaagsche bezigheden als kopjes wasschen, en de wasch vouwen, en helpen naaien, of strijken, enz. enz. Trouwens, om al die huiselijke bezigheden te verrichten, moet je iets kennen. En, om ‘volontair’ te wezen behoef je niets te kennen. Dat is óók een motief! | |
III. Egoïsme.'N heerlijke dekmantel tot gierigheid en wreedheid vinden de lezers der brochure: ‘Negatieve en Positieve Armverzorging door mevr: G. Muller-Lulofs,’ in het volgende zinnetje daaruit: ‘Waarachtige deernis moet zich dikwijls uiten in onthouding.’ Och ja, wat kunnen de gierigaards en de egoïsten op die treffende wijze heerlijk veel ‘deernis’ betoonen.! Met de hand stevig op den dubbeltjes-zak voorbij-gaan, niet uit gierigheid weet je, maar uit ‘waarachtige’ deernis. De schrijfster doet op dezelfde bladzijde een verhaal van haar eigen zelfde soort ‘deernis’ voor 'n arm jongetje, dat haar lucifers wou verkoopen. Uit ‘deernis’ gaf ze hem niets!!! ‘Nooit geven aan kinderen, weet je’. Dan maak je je zelf ‘medeplichtig’ aan hun armzalig bestaan. En je doet veel nobeler, als je 't arme stakker, in plaats van hem het kwartje te geven dat hij noodig heeft om aan een pak slaag te ontkomen, het onthoudt, om niet ‘medeplichtig’ te worden! O walgelijke schijnheiligheid. Dan heb ik meer op met de zonder twijfel volgens mevr: Muller-Lulofs heel laagstaande liefdadigheid van wijlen den musicus Anton Bouman, van wien een inwoonster van Bommel mij dezer dagen het volgend verhaal vertelde, (voor de wáárheid ervan kan ik natuurlijk niet instaan). Het was op een heel kouden winterdag. Bouman, die in Bommel thuishoorde, werd overgezet over de Waal tegelijk met een zeer armelijk-uitzienden bedelaar. Bouman droeg een mooien pelsjas; de bedelaar had niets dan wat dunne kleeren. ‘Koud van daag’ merkte de bedelaar huiverend aan. Bouman knikte, trok z'n pelsjas uit, reikte hem den ander over, met een ‘Dáár arme bl.... m’, - en verdween. Wie zou hier de ‘waarachtige’ deernis bezitten, mevrouw Muller-Lulofs, met haar veinzerij van ‘onthouding’, of Bouman met z'n zonder onderzoek geven?
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |