Kan het treuriger? Ouders spreken hun woord, doen hooren hun wenken en waarschuwingen, verbieden, schrijven voor en... er wordt niet naar geluisterd; men slaat wat ze zeggen en wenschen in den wind: misschien ontvangen zij ten antwoord een lach, een spotternij, een schouderophalen. We hebben deernis met die ouders, die het beste met hun kinderen voor hebben, wier streven en bedoelingen zijn: het geluk van hen te bevorderen en daaraan geven hun kracht en toewijding, doch die zelf moeten verklaren ‘machteloos’ tegenover hen te staan.
Welk een zwaard moet er dan gaan door hunne ziel!
Maar deernis gevoelen we ook - zij haar grondslag een gansche andere - met die ouders die hun gezag en hun invloed hebben verspeeld door eigen schuld en die nu in het wangedrag van hun kind plukken de wrange vruchten van eigen doen en laten. Zwaar moet dat vonnis eenmaal op hen drukken. Zij mogen nimmer vergeten dat alleen geëerd kunnen worden die eerbiedwaardig zijn.
Alzoo: opvoeders die geen eerbied verdienen, wijl hun woorden, hun voorbeeld, hun leven alle gezag ondermijnd, allen invloed ten goede vernietigd hebben.
Daarnaast ouders die achtenswaardig zijn, doch die - wie zal zeggen waardoor het komt? - moeten ondervinden dat hun kind hun gezag niet erkent, hen niet eerbiedigt?
Er is verzwakking van tucht, van ontzag, van piëteit, van eerbiedig en volgaarne tegen anderen opzien.
Er is in de verhouding van kinderen jegens ouders en meerderen en jegens ouderen een geest van anarchie.
Juichen wij het van harte toe dat de tijd voorbij is, dat de kinderen hun opvoeders vreesden, dat zij slaafs voor hen kropen, dat zij schier niets durfden zeggen, een toestand die heel wat karakters heeft vermoord en persoonlijkheden gedood; verblijden wij er ons over dat kinderen, op zekeren leeftijd gekomen, vrij uit hun meeningen en gevoelens openbaren, in huis, op school, op de catechisatie... te betreuren, diep te betreuren is het dat de vrijheid, de volledige erkenning van der kinderen recht-voorwaarde van ontwikkeling, van oprechtheid, van het beter leeren kennen van hun innerlijk, verborgen leven - zoo vaak tot misbruik leidt.
‘Er is vervreemding tusschen ouders en kinderen,’ werd eens geschreven.
't Ouderhart hangt aan het kind. Kan het er ooit van vervreemden?
En omgekeerd... hoe kan ooit het kind van zijn ouders vervreemden?
't Kind slaapt niet heerlijker in, dan wanneer moeder het lekker heeft toegedekt.
Als het te kampen heeft met moeilijkheden, gaat het naar zijn ouders.
Was er een tijdelijk weggaan uit de ouderlijke woning, o hoe werd de dag verbeid, waarop men weer bij elkaar zou wezen!
Kan er verwijdering komen? Ja! zij bestaat niet zelden.
Er is scheiding voor goed. Men ziet en spreekt en schrijft elkaar niet meer. Een huisvriend bemerkt dat er iets hapert aan de verhouding, aan de betrekking van den band tusschen de twee partijen of wel de verhouding onderling is ‘hoffelijk maar niet hartelijk.’
Zij zien over en langs elkaar heen. Beiden leven hun eigen leven. Van elkaar vervreemd en die vervreemding neemt toe naarmate zij langer duurt.
Van waar die treurige toestand? Bij beide partijen worde de schuld gezocht, want dàn alleen kan er allengs verandering, verbetering komen.
Geven de ouders er zich genoeg rekenschap van, dat hun kinderen opgroeien tot menschen met een eigen karakter, met eigen inzichten, met eigen levensplannen en idealen?
Zeker, fouten moeten bestreden worden, doch tal van ouders kunnen niet dulden dat zelfstandige in hun kroost en zij zouden wel willen handhaven een vroeger standpunt, waarop gold onvoorwaardelijke gehoorzaamheid, kruipende onderwerping. Zij vergeten wel eens dat het zelfstandig worden der hunnen een zegen is. Wij mogen onze inzichten en overtuigingen niet opdringen. Integendeel, waar wij eerbiediging vragen voor de onze, daar moeten wij óók leeren de hunne te begrijpen en te waardeeren.
Wij moeten tevens een open oog bezitten voor hun levensidealen, al zijn deze in strijd met de onze.
‘'t Gaat om hún leven, niet om het ónze.’
De verhouding tusschen hen en ons worde die van ‘kameraadschap.’
Zonder twijfel ligt het voor een deel aan de ouders als de kinderen zich van hen vervreemden.
Doch ook bij de laatsten ligt schuld.
Wij denken aan hun waanwijsheid en