't n.l. markt in een nabijgelegen plaats en het instappen 's morgens van de boertjes gaat dan ook nog heel kalmpjes. Conducteurs en anderen moeten hun zoo nu en dan een zetje geven om ze de coupé in te krijgen. Dan lees je nog duidelijk op de flegmatieke gezichten: ‘nou de train ken wel effen op me wachte’, maar kom dan eens om twaalf uur als ze terugkeeren! O, tranen lachen we ons soms, Grietje en ik. Als die trein zichtbaar wordt, zie je uit alle raampjes armen te voorschijn komen en worden de portieren geopend. Een enkele waaghals gaat alvast op de treeplank zitten en nóg staat de trein niet stil of ze stormen er uit, beladen met blauw- of roodgeruite zakjes (buultjes) of mandjes met kaasjes enz. - en ze hollen door ons grasveld heen, allen met lachende tronies, sigaren of pijpen in een' mondhoek, oude boertjes met grijze ringbaardjes, jonge kerels met roode glimmende gezichten, - laatst een lange met kromme beenen voorop, gevolgd door een heel klein, dik bocheltje met een' blauwen kiel en bonten muts, toen daarop de rest in massa om toch maar het eerst het contrôlehek door te zijn en niet behoeven te wachten. Ja, dan hebben ze hier haast! Door het personeel worden van te voren al maatregelen genomen - één hek gesloten, - baricades opgeworpen in den vorm van lege petroleumvaten, groote manden enz. en dan is het opletten, dat ze je niet voorbij snappen zonder hun kaartje af te geven, want dat schijnen ze erg leuk te vinden. Een assistent gaat dan met de beenen dwars staan, zoodat juist telkens één gelijk zich door de nauwe opening heen kan werken. Als er dan niets meer aan te doen is, berusten ze er ten slotte maar weer in, geven elkaar handen, knoopen een diepzinnig gesprek aan en sukkelen ten laatsten op hun oude manier het hek uit.
Dat is dus een heele variatie in ons eentonig bestaan hier, he,? maar bovendien is ons programma sinds eenigen tijd toch wat gewijzigd. Gewoonlijk zit ik nu 's avonds, als de jongens naar bed zijn, beneden bij den chef. Er is n.l. een beambte tijdelijk weg en nu moet Pa 's avonds tout seul dienst doen tot half een. Ik houd hem dan gezelschap met een courant of boek en eens zelfs (schrik niet) met een breikous. Voor een verdwaalden, laten reiziger moet het een roerend huiselijk tafereel zijn geweest, door het loketje gezien, - Pa aan de eene zij der lange tafel druk pennende, ik over hem idem, idem en tusschen ons in op het plaatje voor de oude, gloeiende kachel, Bonni rustig sluimerend. Toch was het breien nader beschouwd een ware marteling voor me. Aangezien ik in 't Haagie een oud vrouwtje had, die wekelijks opname kwam doen van het te verstellen breiwerk, waren mijne vingeren dat zielverheffend werk ganschelijk ontwend. Voeg daarbij, dat ik na veel gezoek, drie breinaalden had opgedoken en voor vierde een slappe hoedenspeld zonder knop fungeerde, waarmee ik me om den anderen toer danig prikte, zoo ongeveer om de tien steken, dan kan je zoo eenigszins begrijpen, hoeveel taai volhardingsvermogen er noodig was, om de zaak tot een goed einde te brengen, en toch - denzelfden avond is het me gelukt als overwinnaar uit het strijdperk te treden, zij het dan ook bedekt met wonden.
Buurvrouw No. 10 heeft me warempel toch op een koppie gehad. Pa, de jongens en meine Wenigkeit waren op een' woensdagmiddag weer eens in de nabijheid van haar woning gekomen. Ze hoorde onze stemmen en daar stond ze in de deur, gewapend met een kopje te wenken. Ze had nou juist een versch bakkie zet en nou moesten we toch effentjes binnenkomen. Ze haalde voor mij een pronkkopje uit de kast, een met drie pootjes zoowaar, een cadeau op haar vijf-entwintig jarig huwelijk, - voor den chef werd een beker met faine segaartjes neergezet - de jongens en ik bovendien een spikkelaasie en zoo zaten wij daar waarempel knus in de ruime, warme en keurigzindelijke kamer. Ze schijnt heusch nog al wat met me op te hebben, want aangezien ik de laatste dagen me onlekker gevoel en ik maar binnen blijf, had ze me al gemist en kwam nu vragen, of ik soms niet goed was. Aan mijn uitnoodiging, om hier een kopje thee te komen drinken, heeft ze echter nog niet voldaan. Ik zei met een verlegen gezicht, dat ze eigentlijk bleu van aard was. Zoo, ma chère, in afwachting van jou lief gezelschap, behelp ik me dus maar met buurvrouw No. 10.
Als altijd
Je G.
Lees in mijn vorig schrijven voor personen: personeel.