fabrikanten (de enkele goede uitzonderingen, Helene Swarth, vooral in haar vroeger werk, van Eeden, en nog een enkelen meer, niet te na gesproken.)
Gunvor Kjeld door Thomas P. Krag (uit het Noorsch door D. Logeman van der Willigen.) (Utrecht, H. Honig.)
Mevrouw Logeman van der Willigen heeft hier een bijzonder gelukkigen greep gedaan uit de groote hoeveelheid Noorsche boeken tot harer beschikking; want er komen er zoo vele opdagen, dat het wel lijkt alsof elke Noorweger, man, vrouw, en kind aan het pennen is geslagen.
- Vooral in het begin van het boek is de teekening van den predikant Kjeld subliem. Zijn mooie treffende antwoorden aan zijn collega's, zoowel als de houding dezer heeren op de vergadering, munten uit door èchtheid en natuurlijkheid. - Toch is dit geen roman om Jan en alleman te boeien. Men moet voor het onderwerp kunnen voelen, om er door gepakt te worden.
De Berg van Licht door Louis Couperus, 3 dln. (L.J. Veen, Amsterdam); hierop zal ik nader in dit blad terug komen. Couperus heeft hier zich op 'n terrein begeven, waarop hij eigenlijk minder thuis hoort: den historischen roman. En, wat de samenstelling van zijn verhaal betreft, schiet hij wel eens te kort in kunnen.
De karakter-teekening van den verwijfden Antoninus is den schrijver schitterend gelukt. Waar de historie in dezen den wellusteling ziet, maakt Couperus hem tot den man-maagd, tot de zich zelf een godheid geloovende, vrouw en man gelijktijdig. Velen zullen zich aan deze schilderingen ergeren; voor hen is het goed het stuk brief van Couperus aan den uitgever, in het boek neergelegd, te lezen en ter harte te nemen. Want, gegeven de historie, gegeven, zooals Couperus terecht zegt, dat deze handelingen in dien tijd volstrekt niet immoreel werden gevonden, had de auteur recht, was het voor hem noodzakelijk, bij zijn gekozen onderwerp, ze niet stilzwijgend voorbij te gaan. Toch vind ik dit boek volstrekt geen lectuur voor iedereen, vooral niet voor jonge-menschen. Niet iedereen geeft zich behoorlijk rekenschap van 't geen hij leest over zulke onderwerpen, en bovendien is het niet noodig dat onervaren en onrijpe backfischen zich in zulke onverkwikkelijke details verdiepen. Dit ter waarschuwing voor ouders en opvoeders.
Brieven van Julia door W.T. Stead, vertaling van A.W.F. Bakker (Scheltens en Giltay, Amsterdam). Voor spiritisten is dit boek zeer interessant; het bevat: Een aantal mededeelingen over het leven na den dood, verkregen door automatisch schrift van een, die voor ons is heengegaan.
Aage en Else door Harald Kigge, (Het Leven) vervolg op Aage en Else (In schaduw van den Dood)bewerkt naar het Deensch door A. Gorter - de Waard. (Utrecht, H. Honig) Na 't heelmooie van het eerste deel valt dit tweede af. Het is te lang, en daardoor te weinig sympathiek in veel gedeelten. Toch is de teekening der verhouding tusschen Lou en Tue heel dikwijls meesterlijk. Het studentikoos-intieme van hun omgang in hun studiejaren, aan het slot van het verhaal, zou in onze samenleving ondenkbaar worden, terstond worden aangezien voor vrije-liefde-verhouding, en hen daardoor uit hun eigen klasse uitstooten. In de maatschappij in 't Noorden is echter zooiets wel degelijk denkbaar, en wordt volstrekt niet voor onfatsoenlijk gehouden. Of het een wenschelijke verhouding is voor jonge-menschen in 't algemeen genomen, betwijfel ik.
Tijden van Strijd (naar het Zweedsch van Henning von Melsted door Hendrika Bleeker.) (H.J.W. Becht, Amsterdam). - Bij 't vele betere, dat uit Zweden tot ons komt, had dit boek gerust onvertaald kunnen blijven. Het is opgeschroefd, en heeft, onder den schijn van gevoeligheid, eigenlijk veeleer onechtheid van gevoel tot grondslag.
Wintertijd door J. van Overloop (Meindert Boogaerdt Jun:, Rotterdam). Een verzamelingetje Vlaamsche schetsen, goed geschreven, niet-veel beteekenend naar den inhoud, welbelovend naar den stijl, spelend onder de dorps-menschen.
Nicoline door Stella Mare (Dalmeijer, Amsterdam). Stella Mare's naam is voor de Holl: Lelie lezers een goede bekende. Uit het kinderleven gaf zij ons menig aardig schetsje. Dit boek is er een voor aankomende meisjes, en zij krijgen er heel wat in te lezen. Het is vlug, vlot, vroolijk geschreven, zal zeker wel aan hen bevallen. Illustraties van Leo Gestel. Dit plaatje van het titelblad is goedgelukt, los de houding, en aardig 't gezichtje van Nicoline. Ook haar kleeding heeft iets los en natuurlijks, dat onze teekenaars zoo dikwijls vergeten in vrouwenkleeding, waardoor ze er per-se iets burgerlijk-stijfs van maken. Aardig-van-de-werkelijkheid afgezien is het tooneeltje op 't duitsche perron, blz. 261, als de luitenants vragen om óók gekust te worden door de afscheidnemende kostschoolmeisjes.