sche toestanden kent. - Geheimzinnig werd de melk-kan om den hoek van de deur geplaatst. Schelde de melk-boer, dan ging die deur op onzichtbare wijze zoover open, dat hij zijn hand naar binnen kon steken om de kan te veroveren. Had hij haar dan gevuld, dan zette hij haar op dezelfde plaats, liet de deur op 'n kier staan, en vertrok. Op dezelfde wijze geschiedden ook de onderhandelingen met andere leveranciers, die eveneens hun waren om den hoek leggen moesten. Want, stel U voor welk een verschrikkelijke vernedering het zijn moet zelf aan de deur te komen, en een pakje of een melk-kan aan te nemen, of een stuk vleesch zelfs.! Mijn vriendin, die, als onze Marie uit is voor een boodschap, het heel dikwijls doet, kan ervan meespreken, en zegt dat slechts personen van buitengewone geestkracht, zooals zij, zich over zóóveel ‘schande’ vermogen heen te zetten.
Al de rest van dit huishouden was overeenkomstig het hierboven beschrevene. Behalve op straat-slenteren, en het zéérweinige dat zij verrichtte in het duister beredderen als 'n soort geheime schande, voerde deze ‘dame’ niets anders uit, dan het waarnemen van een depot.! En de vraag is m.i. gerechtigd, of zij, inplaats van met zulk een geringe bijverdienste, niet veel afdoender haar man zou hebben geholpen, als zij iets had gekend en iets had gewild, en in de eerste plaats had afgelegd haar luiheid van dame-willen-spelen.
Nommer twee van wie ik U wil vertellen had óók twee kinderen, en stopte die óók ten spoedigste op 'n bewaarschool. De jurkjes en schortjes en toiletjes van dit tweetal - en ik verzeker U dat ze er keurig uitzagen - werden schoongewasschen en schoongestreken thuisgebracht, alsmede de overhemden en boorden enz. van ‘Meheer’. Mevrouwarmoede-kom-binnen dacht er niet aan dat werk zelve te verrichten. Daarentegen duurde het niet lang, of men zag haar 's middags, als de man thuis was, per fiets uitgaan.... ‘voor hare gezondheid’. Dat had de dokter haar geraden, verklaarde ze, ‘ze was zoo zwak.’ Nu werd het een regelmatig toilet-wisselen, wandelpak, fietspak, wandelpak-opnieuw. Van tijd tot tijd mochten de kinderen óók mee met ‘mama’. Dan werd eerst nommer een, opgedirkt en wel de straat opgeschoven, en stond daar in angstvallige onbewegelijkheid te hangen van het eene been op het andere, tot nommer twee even prachtig-aangedaan arriveerde, en zich even angstvallig-onbewegelijk neven nommer een in postuur stelde. Goedgedrild waren de stumpers. Dan nog een uur wachten, en eindelijk arriveerde Mevrouwarmoede-kom-binnen in hoogst eigen persoon, gansch en al opgetuigd in fraaie en ruischende en kleurige zaken, en voortdurend pogend om tegelijkertijd haar sleep op te houden, en haar parasol, en een visiteboekje, en toch nog een hand, of tenminste maar 'n vinger, vrij te krijgen voor haar kinderen; een poging die ze gewoonlijk, wegens de vruchteloosheid ervan, opgaf zoodat het tweetal dan maar samen vooruit dribbelde. - Een meid heb ik in dit gezin maar drie dagen gezien; toen verdween ze, en kreeg geen opvolgster meer. Veeg teeken, wat den finantieelen toestand betreft.!
Nommer drie daarentegen begon zonder gedienstige, maar zij waren nauwlijks een paar maanden getrouwd, of er moest een hulp van dien aard gezocht worden wegens de volslagen onbekwaamheid tot alles der zeer jonge, zeer gezonde, en zeer elegant-gekleede mevrouw. Toen haar man ziek werd, kon ze hem niet het minste eetbaars koken; buren ontfermden zich over hen. Ze had niets degelijks geleerd, en wilde ook niets degelijks leeren, hield het integendeel voor meer comme-il-faut bijverdienste te gaan zoeken door ‘zoo in de middag-uren in een winkel te gaan helpen’; terwijl het ongelukkige duivelstoejagertje ondertusschen zou zorgen voor 't huishouden. Of ze dit onzinnige plan heeft uitgevoerd weet ik niet, maar wel weet ik, dat het een typisch staaltje is uit velen, een dergelijk kinderloos huishouden, waar de man reeds na 'n paar maanden op de onkosten wordt gejaagd van een dienstbode, omdat z'n vrouw niets kent.
Het is de plicht van een vrouw die, zelve zonder geld, wil huwen een man zonder geld, levend van 'n klein inkomen, hem harerzijds te steunen door het kennen van die huiselijke bezigheden, welke behooren tot haar taak als zijn vrouw. Die bezigheden zijn: naaien, ook de eigen kleeren naaien, en die van de kinderen, verstellen, koken, wasschen, de boel schoon houden. Laten de ouders zorgen, dat hunne dochters die bezigheden grondig kennen vóór zij trouwen. Als een meisje wellicht, door haar betrekking om den broode, geen gelegenheid had die dingen voor haar engagement te leeren, dan heeft zij er nog wel den tijd toe zich te bekwamen vóór ze trouwt. (Maar de meesten gebruiken juist die engagement-stijd tot 'n lui lanterfanten en straat-slij-