toen Malesherbes hem als krankzinnig naar Charenton deed brengen. Daarheen was zijn vlucht-kameraad Allègre reeds 1 Juli 1764 vervoerd.
Van 27 September 1775 in Charenton verblijf gehouden hebbende, werd hij 7 Juni 1777 in vrijheid gesteld, doch verbannen naar zijn geboorteplaats in Languedoc.
In plaats daaraan te voldoen bleef hij rond zwerven, waarop hij 16 Juli opnieuw gevangen genomen werd, waarop hij onvrijwillige huisvesting verkreeg in het kleine Châtelet, omdat hij de woning was binnengedrongen van eene dame, haar met het pistool in de hand willende dwingen om hem geld te geven.
Zijn hoofdfout bestond echter in den moordaanslag, waaraan zijn collega, de leerlingapotheker, medeplichtig werd.
Het feit is als volgt ingeschreven: ‘Il avait imaginé d'adresser à la marquise une sorte de petite machine explosive, de la poudre de vitrol répandue sur de petites bouteilles de verre qui éclataient au choc. Ces petites bouteilles devaient faire explosion, projetant la poudre de vitrol, à l'ouverture de la boîte.’
Dom genoeg was hij daarop naar Versailles gegaan, en had het Hof kennis gegeven, dat zoo'n dergelijk explosie-voorwerp uit Parijs per post was verzonden, wat hij was te weten gekomen door het afluisteren van suspecte praatjes. Op die wijze liep de muis van zelf in de val, terwijl zijn zoogenaamde medeplichtige onschuldig werd bevonden. Hij had slechts de apothekersfleschjes bezorgd.
Latude heeft er voor gezorgd, dat het nageslacht met zijn handelingen bekend zou worden.
In de eerste plaats heeft hij nagelaten een boek, dat te Parijs in 1790 verscheen, getiteld: ‘le Dépotisme dévoilé ou Mémoires de Henri-Masers de Latude, détenu pendant trente-cinq ans dans diverses prisons d'Etat.’ Daaraan werkte mede de advokaat Thiéry.
Bovendien heeft hij nog een ander relaas nagelaten, dat hij zonder hulp heeft geschreven, en dat slechts ten deele door den druk is bekend geworden. Dat handschrift is getiteld: ‘Grand Memoire ou Rêveries du sieur de M. (Masers de La Tude) écrites de sa main dans le donjon de Vincennes et à la Bastille de 1775 à 1778.’ Het origineel berust in de Keizerlijke Bibliotheek te St. Petersburg en een afschrift wordt bewaard in de Bibliotheek van het Arsenaal. Hovyn de Franchère publiceerde een gedeelte onder den titel: Les Dessous de l'Histoire (Paris et Bordeaux, 1886).
Mocht men nog meer van dezen Latude willen weten dan verwijzen we naar het hoofdstuk betreffende zijne detentie, geput uit het Bastille-archief in Légendes et archives de la Bastille, in 1901 uitgegeven.
Jean Louis Leclerc, Antoine Bret of Lebret en le chevalier François-Philippe Mellin de Saint - Hilaire handelden niet maar praatten. Daden zijn niet van hen bekend, maar words, words.
Trouwens de eerste stond als zoodanig bekend. Hij wordt genoemd ‘joueur de profession et grand babillard,’ en had hij zijn praatjes nu slechts in de huiskamer gehouden dan had hij de hechtenis van 10 Mei tot 25 Aug. 1749, en zijn latere verbanning tot op 50 mijlen van Parijs misschien ontgaan, maar hij ging naar het café Procope, en gaf daar, in het publiek, af op den Koning, op de ministers en op Madame de Pompadour.
Lebret was al op zich zelf verdacht door de schrijver te zijn van l'histoire bavarde; hij ook hield ‘des propos séditieux’ tegen den Koning en zijn bijzit, evenals de Chevalier de Saint-Hilaire, en daarom werden beiden eenige maanden in de Bastille opgesloten. In de mooie zomermaanden van 1749 zaten zij achter slot en grendel.
Twee Fransche officieren, een van de gardes en een van de cavalerie, waren zoo vermetel in 1750 en 1751 een schotschrift uit te geven en versjes te maken, waardoor zij zich Bastillegevangenschap op den hals haalden.
Le chevalier Clément Jerôme Ignace de Resféquier publiceerde een ‘voyage d'Amanthoute,’ dat gequalificeerd wordt als te zijn, ‘Satirique au roi, à la marquise de Pompadour et aux ministres.’
Den 8 December 1750 gevangen genomen werd hij den 4en Februari 1751 overgebracht naar Pierre-en-Cize, doch in October 1752 vrijgelaten, en gebannen naar Champeaux.
De cavalerie-kapitein, Jean Jacques Auguste de Thourotte droeg zijne satirieke versjes op Madame de Pompadour en den Dauphin, voor in het café Procope, en hoewel hij onder de stamgasten zeer zeker de lachers aan zijn zijde zal hebben gehad, waren er ook onder die hem verrieden. Daardoor werd 18 Februari 1751 de poort van de Bastille voor hem ontsloten, van waar hij 3 April 1751 getransporteerd werd naar het eiland Sainte-Marguerite. Hij herkreeg zijn vrijheid 13 Januari 1760, onder voorwaarde, dat hij niet meer naar Parijs zou terugkeeren, noch zich aan het Hof zou vertoonen.
Ieder heeft zoo zijne liefhebberijen om zijn haat aan, en afkeer van een persoon te kennen te geven. De een vervaardigt en adresseert daartoe ontplofbare projectielen; een ander babbelt rijp en groen, en scheldt dat het een aard heeft; een derde laat een vinnig pamflet drukken; en de vierde maakt en zingt of draagt versjes voor, waarin gehekeld wordt wat hem niet aanstaat.
Er is nog een andere manier, en die leeren we kennen door den kok Jean Guidet. Hij