Spoed-Correspondentie.
Mevr: P. te Z. - Voorloopig heel veel dank voor Uw geschenk voor mijn armen. Ik waardeer het bijzonder. Antwoord op Uw brief volgt nog.
M.H. - Als ik kan, zal ik de voorstelling bijwonen, doch ik kan U dat niet met zekerheid beloven.
Mevr: Wed: J.B. - Ik dank U hartelijk voor Uw schrijven aan mij, naar aanleiding van de Lelie van 6 April 1904. Ja, over zulke questies kan men niet redeneeren. Het zijn met recht geloofskwesties. En ik voor mij kan alleen zeggen dat zij die gelooven, oprecht gelooven, zonder twijfel gelukkig zijn.
Osdorp. - Ik kan U geen inlichtingen verschaffen over Uw questie met mej: van O. - Het door haar aan den uitgever gezonden stuk over den uitslag, heeft hij aan mij doorgezonden (ingezonden stukken behooren aan mij te worden gezonden, niet aan hem), en is, zooals gij trouwens reeds hebt geconstateerd, opgenomen in het nommer van 27 Dec: jl. Iets anders daarover heb ik nooit ontvangen. - Indien mej: van O. later weer een ingez: stuk aan den heer Veen zond, dan bestaat de mogelijkheid dat het is weggeraakt, omdat de ingez-stukken niet aan hem moeten worden geadresseerd maar aan mij. De heer Veen is echter zoo nauwkeurig in het onmiddelijk doorzenden van alles wat bij mij behoort, dat de fout wel niet bij hem zal liggen. Het beste is dat mej: van O. bij hem naar de zaak informeert, en anders een nieuw stuk schrijft. Zoodra ik dat heb ontvangen, zal ik het dadelijk plaatsen.
H.C. Van R. te N. - Verscheiden malen zijn pensions als gij zoekt - o.a. ook in Genève - aanbevolen in dit Blad, ook door mij in ‘Varia’. Ik heb op het oogenblik geen gelegenheid de nommers na te slaan. Maar als gij zoekt, zult gij verscheiden goede adressen vinden. -
Marquin II. - Bennie en Frits zullen zelf U schrijven. Zij worden in ons bescheiden thuis oproerig van jaloezie op U! Hartelijk gefeliciteerd, en hartelijk dank voor Uw mededeelzaamheid jegens hen! -
Mevr: A.W. te G. - Vindt U goed dat ik Uw schrijven plaats als ingez: stuk, met weglating van namen, en bijzonderheden, en van Uw onderteekening? Iets anders weet ik er ook niet op. Blij was ik eens weer van U te hooren. Hoe gaat het U tegenwoordig?
G. van O. - Zie s.v.p. mijn antwoord aan Osdorp. - In 't 27 Dec: nommer is Uw ingez: stukje (aan den uitgever toegezonden) opgenomen. Hebt gij hem daarna nog opnieuw geschreven? Vraag dan aan hem om opheldering. En zendt voortaan alles, op die rubriek betrekking hebbend, aan mij direct.
Helena. - Ik kan niet nalaten Uw woorden over mevr: Ovink-Soer letterlijk over te nemen, omdat het haar zooveel genoegen zal doen wat gij schrijft over ‘Uw vriendin.’ - Ja, mevrouw Ovink - Soer heeft Uw vriendin zeer goed gekend, en heel mooi over haar geschreven in de Lelie. Portretten van Raden Kartini en van hare zuster waren daarbij afgedrukt. Is U dat ontgaan? Het adres geven mag ik niet zonder toestemming van mevr: Ovink -Soer, maar als gij op Uw enveloppe schrijft: den Haag, letterkundige, dan komt het wel terecht. Ziedaar 'n klein hulpmiddeltje.
‘Laatst stond een stukje in de Lelie van M. Soer; is dat niet dezelfde dame, die na haar huwelijk naar Indië ging?
Het speet mij zoo te lezen, dat zij in den Haag woont, want waarschijnlijk is zij dan dezelfde, die in Indië zoo goed mijn vriendin Raden adjeng Kartini gekend heeft. Haar adres mag u mij zeker niet geven?’
(Uit den brief van Helena).
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.