Varia.
In ‘Toonkunst’, weekblad gewijd aan de belangen van het muziekleven, vinden wij overgenomen een gedicht van Oskar Blumenthal ‘Le dernier cri’, dat hieronder door ons vertaald wordt weergegeven:
‘Dwepers zijn 'r, die vol bewond'ring droomen,
Als ze langs moderne prenten gaan;
Als ze zien wat violette boomen
Op een neev'lig blauwen mosgrond staan.
Luist'raars zijn 'r, die graag een uiltje knappen,
Hoorend Zarathustra in muziek,
Maar die daav'rend in de handen klappen,
Op bevel der Heilige Critiek.
Dwazen zijn 'r, die al 't moderne prijzen;
Elke realist heeft bijvals-kans,
En die g'lijke hulde hem bewijzen,
Of-ie Hauptmann heet, of Heijermans.
Lezers zijn 'r, die hèm geen kunst'naar noemen,
Wen-ie ‘'t woord’ niet wringen, persen kan,
En die nooit een arbeid zullen roemen,
Als een ieder dien begrijpen kan.
Vrouwen zijn 'r, die ieder's hart ontvlammen,
Door haar heerlijk, lief'lijk-rein gelaat,
Doch, die al heur schoonheid laf verlammen
In de plooien van 't reformgewaad.
Meisjes zijn 'r, die net, fatsoenlijk blijven,
Blozen, wen ze zien een snor, een man,
En toch dikwerf ‘reine’ boeken schrijven,
Waar een grijsaard over blozen kan.
En waaròm verdragen we 't, onmachtig,
Zonder tegenspraak, heel kalm en stil?
Och! de nieuwste dwaasheid is zoo krachtig,
Daar 't ‘le dernier cri’ der mode wil.
(Telegraaf.)
|
|