De Hollandsche Lelie. Jaargang 19(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 564] [p. 564] De vrije vrouw. Als ik zing van de vrouw, van de vrije vrouw, Wat zie 'k dan voor mijn oogen? Wel, twee wangen zoo bleek, Of de maag was van streek, En koude strakke oogen. En ze vliegen zoo snel Met een pas van twee el En hun armen die zwaaien als slingers Van de klok. Met een schok Staan ze stil, Als het wil Zonder handschoenen aan de vingers. En zien ze een man, Ze kijken hem an Met een diep verachtenden blik. En op hun gezicht De uitdrukking ligt: ‘Mijnheer, zie! dat ben ik! En ik strijd voor een zaak, Voor een zware taak, Dat is mijn doel en mijn streven, Daarvoor gaf Op den dag, Dat ik 't levenslicht zag, De Schepper mij het leven.’ En ze vindt, dat de man Op deez' wereld kwam Om de vrije vrouw te dienen, Om 't vuur te stoken, De pap te koken, Te passen op kinders die grienen. Ze ijlt steeds voort Naar een vrees'lijk oord Om voor 't vrouwenkiesrecht te strijden Naar een groote zaal Waar ze allemaal Vast koude zullen lijden. door GYMNASIASTE. Vorige Volgende