tot de gematigd revolutionairen: tot hen die den juisten middenweg weten te kiezen tusschen taille de guêpe en hobbezak.
Een extra mooi out of the way toilet zag ik onlangs dragen door Isadora Duncan, de veelbesproken Amerikaansche, wier hervormingsdasen door één deel van het publiek gequalificeerd worden als ‘vervelend! dwaas! een malle rondspringerij van een leelijk gevormd mensch’, terwijl een ander ze hemelhoog verhief als ‘een hooge uiting van kunst! prachtig! echt klassiek!’ De bevoegde beoordeelaars niet te na gesproken, dachten wij het ònze van dat enthusiast dwepen met ‘echt klassiek’.
In elk geval, Duncan weet hare toiletten uitmuntend te kiezen, niet alleen bij haar optreden, maar ook voor gewone avonduitgangen. Zoo zag ik haar op een kwartetsoirée verschijnen in een halfsleepend... gewaad zegt men onwillekeurig van hare kleedij: een naar het oud-Grieksche zwevende kostuum van licht grijze, zacht wollen stof, het décolleté gedeeltelijk bedekt door een kostbare kanten fichu, wit maar in een nuance geheel harmonieerend met de tint van het toilet.
Wij hebben kans hier binnen kort een andere danseuse te zien - eene die, evenmin als Duncan, ons onthaalt op het weerzinwekkend springen en op één teen ronddraaien van de balletdanseressen. De nieuwe ster aan den hemel der danskunst maakt in Parijs veel opgang met haar Javaansche dansen. Als gescheiden vrouw van een Indisch officier treedt zij op onder een dier mooie namen vol zachte, welluidende klinkers waaraan de Maleische taal zoo rijk is. In Parijs danst deze Indo-Europeesche (wie het minder te doen is om hervorming der danskunst dan wel om een broodwinning voor zich en haar kind) vooral veel op soirées, naar ik hoorde soms met zoo radicale verwisseling van kostuums dat zij eindelijk en maillot is. Mij dunkt, laatstgenoemde métamorphose zullen wij niet te zien krijgen in het gezelschap dat deze danseres tot een optreden geïnviteerd heeft. ‘Die Haghe’ toch is een eerzame instelling die zich door tochtjes, lezingen enz. het bestudeeren van vroegere Haagsche toestanden en localiteiten ten doel stelt.
Men zegt, dit genootschap zal door het snuffelen in oer-oude papieren onzen gemeenteraad kunnen bewijzen dat gemeld achtbaar lichaam niets te zeggen heeft over den Hofvijver, en daar dus niet naar willekeur een stukje van kan afnemen ten behoeve van het tramverkeer. Als het Haaglievend ‘Haghe’ er in slaagt ons voor dit onheil te behoeden, dan kan deze vereeniging, van hoe langen of korten duur haar verder aardsch bestaan ook moog' zijn, met volle gerustheid zeggen, niet vergeefs geleefd te hebben.
Intusschen ondervinden velen der naar electrische trekkracht reikhalzend uitziende Hagenaars de waarheid van het ‘vele eersten zullen de laatsten, vele laatsten zullen de eersten zijn,’ een toestand waarmee cathegorie no. 1 gewoonlijk maar matig ingenomen is. Vandaar een zeer verklaarbaar pruttelen onder belanghebbenden bij de lijnen die volgens belofte het eerst zouden gebruikt worden, en die nu door het kibbelen over de te volgen route het allerlaatst aan de beurt komen.
En telkens verder verwijdert zich van onzen gezichtskring het heuglijk tijdstip waarop wij geheel verlost zullen zijn van het sukkelen met paardentrams, ongelooflijk langzaam en ongelooflijk veel duurder dan in eenige stad... ter wereld, zou goed klinken, maar om volgens eigen ondervinding, dus met zekerheid te spreken... van Europa.
X.