De Hollandsche Lelie. Jaargang 19
(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen merkwaardig Boek.
| |
[pagina 484]
| |
geweest. Ik wil niet de kans loopen in mijn huwelijk de dingen te beleven, die mijn vader heeft doorgemaakt... (Koning Milan stond bij het raam en maakte een hoofdbeweging.) Ik moet zeer ernstig met mij zelf te rade gaan, vóór ik een besluit neem, want behalve de plicht het belang van den staat in het oog te houden, heb ik ook recht op persoonlijk geluk’. Bij alle schuld die Alexander op zich laadde, bij alle verachtelijkheid waaraan hij zich schuldig maakte, is er toch iets hartroerends in dien kreet om persoonlijk geluk, van het beklagenswaardig vorstenkind, dat nooit een jeugd kende, tengevolge der rampzalige verhouding tusschen zijn ouders, dat heen en weer werd gesleept door de Europa rondreizende Natalie, tot hij, nauwelijks de kinderschoenen ontgroeid, een kroon kreeg te dragen, reeds moeilijk van gewicht voor elk hoofd, bij de bestaande moeilijkheden waarin Servië finantieel als anderzins was gewikkeld, maar zeker véél te zwaar drukkend voor een, zoo weinig berekend voor de zorgen des levens, als deze lichamelijkzwakke, met een halfverwoest zenuw-gestel bezochte, door niemand geleide, of in het rechte spoor gebrachte Alexander, die, in zijn bejammerenswaardige vereenzaming, geen andere gezelligheid, geen ander interieur, geen ander geluk zich kon denken, dan de aalmoes welke hij, volgens zijn eigen bekentenis aan minister Vukaschin, (zie diens dagboek), kocht van de voor elken man koopbare Draga Maschin. ‘Ik heb haar alles gegeven wat ik bezeten heb; ik heb haar 500.000 francs gegeven opdat zij mij niet zal verlaten.’ (In het dagboek van minister Vukaschin, die deze woorden van den koning neerschreef, na zijn onderhoud met hem, zijn zij dik onderstreept.) En nog een tweede maal uit zich de ongelukkige Koning op zulk een medegevoel afdwingende wijze, wanneer hij, bij het onderhoud waarin hij den plaatsvervangenden minister-president Vukaschin verwittigt van zijn voornemen Draga Maschin te huwen, met bitterheid getuigt: ‘Gij weet, Vukaschin, dat ik noch een kindsheid noch een jeugd heb gekend, zooals die het deel is van alle overige menschen. De eeuwige kibbelpartijen tusschen mijn ouders hebben mijn leven verbitterd en mijn gezondheid - vooral mijn zenuwgestel - te gronde gericht. Dat leven heeft alle gegevoel in mij gedood. Ik heb nooit vel eerzucht bezeten, niet ééns die van als koning te heerschen. Ik droeg de kroon niet uit vrije verkiezing, maar ik werd er toe genoodzaakt.’ Welk een aanklacht klinkt door in deze woorden, jegens de beide menschen die dit kind het leven gaven, en hem met zoo groote verantwoordelijkheid bovendien belastten, terwijl zij, niet alleen hem in geen enkel opzicht vóórbereidden tot zijn vorsten-taak, maar bovendien door hun huiselijke oneenigheden zijn gansche jeugd vergiftigden, en zijn bestaan tot een hel maakten, op een leeftijd waarop andere kinderen zorgeloos spelen en genieten! Al is de behandeling, die Alexander zijn beide ouders heeft aangedaan, onverdedigbaar; al kan men zich niet genoeg verbazen over de valschheid, waarmede hij zijn vader oogenschijnlijk als zijn besten vriend behandelde terwijl hij hem achter zijn rug om bedroog, zelfs trachtte te vermoorden, of over de harteloosheid waarmee hij hem in Weenen alleen liet sterven, of over de gevoelloosheid waarmee hij den naam zijner moeder in officieele ambtsberichten door het slijk sleurde terwille zijner lieve Draga, al getuigen al deze handelingen van een méér dan verdorven karakter, toch blijft de vraag gewettigd: Aan wie de schuld? Wat had er wellicht kunnen groeien uit dit kind, zoo het was geleid, geholpen, gewezen op zijn gebreken, bovenal zoo het een weinig liefde, een weinig licht en zon had mogen kennen, in zijn eenzame jeugd van vorstenzoon!? Dr. Georgevitch was niet tegenwoordig toen de verloving met Draga Maschin plaats vond. De koning had hem en koning Milan handig verwijderd naar het buitenland, en rekende in Vukaschin een meer handelbaar minister te zullen vinden, dan in dr. Georgevitch. Deze echter, standvastig in zijn weigering om zich ook maar op eenigerlei wijze met de zaak in te laten, heeft de merkwaardige gebeurtenissen van die dagen opgeteekend in een dagboek, dat hij later zijn vriend en ambtgenoot dr. Georgevitch ter vervoeging stelde, en dat spannend en tragisch is als de meest hartroerend gestelde roman, in zijn korte en sobere feiten-opsomming. Als de koning, na veel omhaal van woorden, over de engelachtigheid en reinheid der door hem uitverkoren vrouw, die Servië's koningin zal worden, het eindelijk waagt haar naam te noemen: Draga Maschin, roept de minister uit: | |
[pagina 485]
| |
‘Draga Maschin!!! Neen Majesteit, dat kan niet, dat is onmogelijk!’ Van de uitwerking die zijn woorden hadden op den Koning, deelt hij dan het volgende mede: ‘Mijn koude en rustige woorden schenen den koning diep te grieven. Zijn oogen vulden zich met tranen van toorn. Hij nam zijn lorgnet af, wischte krampachtig de glazen, zette het weer op, beet op zijn knevel, sprong op, liep in de kamer rond, ging weer zitten, sprong weer op, en liep weer rond.’ Dan deelde hij opnieuw zijn onveranderlijk voornemen mee: Draga tot Koningin te maken, wat er ook gebeurde. Hierop bood Vukaschin zijn ontslag aan, en weigerde de Koning dit aan te nemen. Na eenig heen en weer spreken stemde de Koning er in toe, dat Vukaschin en het gansche ministerie hun ontslag indienen zouden, onder voorbehoud dat ze hem wilden helpen bij de vorming van een nieuw kabinet. Maar dit ging niet gemakkelijk! Achtereenvolgens weigerden alle ook maar éénigszins in aanmerking komende personen, van welke richting ook, om zich in te laten met een Koning, die een Draga Maschin wilde verheffen tot Koningin. Zelfs personen van den meest twijfelachtigen aard, wat hun verleden betreft, wilden zich niet zóó diep verlagen, van zulk een Koningin te dienen! Onder die omstandigheden bleef de koning, die in de grootste opgewondenheid en woede verkeerde, hardnekkig weigeren het ontslag aan te nemen van Vukaschin, die nacht en dag op het Paleis had te vertoeven, en de vreeselijkste scènes met hem doorleefde; waarin hij beurtelings met verwijten werd overladen, en dan weer gesmeekt onder tranen den koning toch niet in den steek te laten. Op de door Vukaschin onveranderlijk gestelde voorwaarde: afstand van de huwelijksplannen met Draga, stuitten echter alle onderhandelingen af. De koning betuigde bij hoog en laag haar eerbaarheid en vruchtbaarheid, verzekerde dat hij Servië en zijn kroon veel liever in den steek liet dan haar, en eischte zelfs dat Vukaschin persoonlijk Draga zou gaan feliciteeren met haar verloving, wat deze natuurlijk weigerde. Van Koning Milan en van dr. Georgevitch, door Vukaschin telegrafisch van het gebeurde onderricht, waren intusschen telegrammen gekomen; van den laatsten om zijn ontslag in te dienen, van den eersten om zijn diepe verontwaardiging uit te drukken in de volgende woorden: ‘Gij moet weten dat gij door Uw besluit Servië regelrecht ten verderve voert... Gij hebt nog den tijd tot nadenken. Wanneer echter Uw voornemen - zooals gij beweert - niet is te wijzigen, dan blijft mij niets anders meer over dan God te bidden voor het Vaderland. Die regeering echter, die U na zulk een lichtzinnige handelwijze uit het land zal zetten, zal ik de eerste zijn om met vreugde te begroeten.’ En in een particulieren brief voegde de vader nog toe aan zijn woorden: ‘Zelfs geen onder-officier bij de corps-muziek, om niet te spreken van een luitenant bij het leger, zou men zulk een huwelijk kunnen toestaan als Uw Majesteit van plan is te sluiten.’ Den 10en Juli, na tallooze verzoeken aan tallooze personen, om zich met de vorming van een nieuw ministerie te willen belasten, kwam de koning des ochtends zóó buiten zichzelf van woede op het paleis, uit de armen zijner Draga, dat hij de generalen, in tegenwoordigheid van de militaire wacht, begon uit te schelden! Het bleek dat hem een nieuwe beleediging was aangedaan, door een bloedverwant van Draga, door hem bij háár aan huis ontboden, om de opdracht van een nieuw ministerie te aanvaarden. Zooals hij zelf aan den hem bedarenden Vukaschin meedeelde had hij ten antwoord gekregen: ‘Was für eine Draga! Ich danke’.... En dat was gezegd in tegenwoordigheid zelf der aanstaande koningin! ‘Die schurk!’ riep de Koning, ‘Die schurk, Die schurk!’ Intusschen hield Vukaschin het niet langer uit. Nadat hij met behulp van 200 cigaretten zich nacht en dag den slaap uit de oogen had moeten houden, terwijl de koning, die hem niet naar huis wilde laten gaan, en in zijn tegenwoordigheid vocht met regeeringspersonen, en adjudanten, en generalen, welke hem bezwoeren van zijn huwelijksplannen af te zien, raasde en tierde, en dan weer schreide en weeklaagde, zonk hij, Vukaschin, ten slotte als een onmachtige in elkaar, en was genoodzaakt een paar dagen volkomen rust te houden. In die dagen eindelijk kwam de nieuwe regeering tot stand, mannen van zulk een gehalte, dat Vukaschin ze in een oogenblik van boosaardigen spotlust den Koning had voorgeslagen, die de lijst op den grond had gesmeten met den uitroep, dat het een ‘afschuwelijke spotternij’ was, welke Vukaschin zich veroorloofde. | |
[pagina 486]
| |
Er was echter geen keuze. Niemand anders was bereid. Men moest nemen wien men krijgen kon. En een machtige helper strekte bovendien zijn beschermende hand uit over den vertwijfelenden koning! In dit oogenblik, waarin regeering, leger, volk, als één man spraakloos stond, waarin gansch Europa zwijgend de ontwikkeling afwachtte der wonderlijke gebeurtenissen in Belgrado, in dat oogenblik, na al die jaren van vijandschap, werd op eenmaal het machtige Rusland uiterst vriendelijk, ja hartelijk gezind. Terstond na de bekendmaking der verloving ging de Rusische gezant de aanstaande koningin in hare eigene woning opzoeken en geluk wenschen; waarvan een officieele mededeeling werd gedaan in de Staatscourant. En nog veel méér indruk maakte een andere meedeeling, die insgelijks in de Staatscourant werd gegeven, van een door koning Alexander ontvangen brief, eigenhandig geschreven door den Keizer aller Russen, en aldus luidend: Mijn broeder, - Zooals dr. Georgevitch met bitterheid schrijft: ‘Toen de Serviërs dezen brief gelezen hadden, werd het hun duidelijk dat een Draga Maschin werkelijk Koningin van Servië was geworden. En het Servische volk boog den nek. En Draga Maschin zette op dien nek haar voet.’
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
(Slot volgt.) |
|