De Hollandsche Lelie. Jaargang 19
(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 461]
| |
Ik moet zeggen, als je zulke baatzuchtige aanprijzingen van de ‘voordeelen’ van 'n ‘wettelijk huwelijk’ leest, nog wel uit den mond van 'n ex-dominee, geroepen om huwelijken ‘in te zegenen’, dan begin je iets te voelen voor de ‘vrije-huwelijken’, door Emons verdedigd, waarin de hebzucht niet zoo brutaal om den hoek kijkt als hier. - Of is er véél onderscheid tusschen de ‘gevallen vrouw’, die zich voor één nacht of voor een langeren tijd, als ze tot de gegoede demi-mondaines behoort, verkoopt aan 'n man, door wien haar heur liefde wordt betaald, en de door ds: Ritter ingezegende bruid, voor wie ‘de dag des huwelijks tevens was de dag waarop haar man een contract sloot in haar finantieel belang!’? Bah! | |
II. De volksleiders! (overgenomen uit de Telegraaf.)Wat 'n bekrompenheid! In stede zich er over te verheugen dat 't het Nederlandsch proletariaat zoo naar den vleesche gaat, dat zijn leiders villa's kunnen laten bouwen, vallen de Hilversummers den nieuwen burchtheerGa naar voetnoot*) hard over een paar centen in 't uur meer of minder. Waar blijft bij dit alles het groote Marxistische beginsel: geen sociaal-democratische leider zonder villa? Bebel trekt zomers naar zijn coquette villa aan een van de Zwitsersche meren, Von Vollmar woont op een kasteel, en de Belg Emile van der Velden resideert op een landhuis, zoo groot als een slot, Mevrouw Roland Holst woont te 's Graveland ook op 'n villa, en nu binnenkort Henri Polak op zijn burcht in Hilversum, en dan zijn er nog bourgeois, die meenen, dat de socialistische leiders het volk steenen voor brood geven! Malligheid. Zij houden de steenen zelf, en bouwen er villa's van. Later bericht. De heer Polak deelt in ‘Het Volk’ mede, dat het geen villa is, maar een... ‘landhuisje’. | |
III. Majesteit-schennis.of te wel
‘Als niet komt tot iet
Kent het zich zelven niet.’
Ik heb wat op m'n kerfstok. - Dat ik brutaal, ongepast, heelemaal niet bescheiden uit den hoek durf komen soms, dat is nu zoo iets bijzonders niet... Maar wat ik nu misdaan heb... ik ijs er zelf van, nu ik 't daar zoo gedrukt voor me zie. Lieve lezers, ik heb in de Telegraaf gesproken van... den ‘heer Abraham Kuyper’, niet van Zijn Weleerwaarde, Zeer-geleerde, Professor dr: Abraham Kuyper, Ex-excellentie, en Drager van vele buiten- en binnenlandsche orden, etc., etc., maar zoo maar, mir nichts dir nichts, van den ‘heer Abraham Kuyper’. - En de anti-revolutionnaire Rotterdammer, het Blad waarmede ik in dat bewuste Telegraaf-artikel een klein appeltje had te schillen, kan zich na zulk een majesteit-schennis niet meer verwaardigen zich met mij in te laten. ‘Dat gaat eenvoudig niet tegenover iemand, die spreekt van den heer Abraham Kuyper.’ Aldus de Rotterdammer. O christelijke nederigheid, hoe beschamend zijt gij! En hoe volgt gij het voetspoor van dien nederigen Jezus, dien gij eert als Uw goddelijk voorbeeld! Maar 't is wáár ook, Jezus zat niet aan bij Belgische Koningen, en reisde niet met exprestreinen, door Sultans tot zijn beschikking gesteld, en kwam niet op visite bij Keizers, en liet geen reclame voor zich maken door kiekjes op Hem in de Woche, en beschrijvingen in fransche couranten van zijn salons. - Jezus zou zich misschien heelemaal niet hebben ingelaten met sommigen dezer aanzienlijken, want ik herinner me wel, hoe er zoo iets in den Bijbel staat, van het zondige van om te gaan met zedelooze en gemeene menschen, van de plicht van den waren Christen, om openlijk te getuigen tegen de zonde door dergelijke personen den rug te keeren en aan de kaak te stellen, in plaats van met hen aan te zitten! - Wie onder de lezers van dit Blad is zoo vriendelijk mij een volledige opgave te doen toekomen van de verschillende titels, die ik moet doen voorafgaan aan den heiligen Abraham Kuyper naam, om weer in genade te worden aangenomen? - Ik voel mijn wangedrag zóó diep!
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |