Varia.
Ons beminnelijk medelid: Charles Boissevain.
(Voor mijn medeleden van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden.)
In de Telegraaf vond ik dezer dagen het volgende:
‘Uit een “Van dag tot dag” in het “Handelsblad.”
Sinds 1871 ben ilc lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, te Leiden, zoodat ik zoo langzamerhand gegleden ben in een plaats onder de oudere leden. En al die jaren door was het mij telkens een vreugde in December het ouderwetsche, lichtgrijze deel te ontvangen met de levensberichten der in het vorig jaar afgestorven medeleden.’
De medeleden van den heer Charles Boissevain weten nu hoe ze hem in December een vreugde kunnen bereiden: door in het vorige jaar bijtijds dood te gaan.
Voor je medeleden moet je iets over hebben!’- -
Men vraagt zich bij deze naiviteit af: Heeft ons geacht medelid: Boissevain deze beminnelijke ontboezeming misschien ten papiere geworpen na een wat al te vroolijk soupeetje, in deze feestdagen aan het einde des jaars? In zulke avond-oogenblikken, als het van dagtot-dag nu eenmaal klaar moet voor den volgenden dag, is soms de geest wel eens niet héélemaal helder...
‘Men vraagt, hoe een scherpzinnig man,
Zóó iets onnoozels zeggen kan...’
zong eens de Genestet. Met welke aanhaling ik volstrekt niet beweren wil, dat Mede-lid Boissevain anders per-se scherpzinnig is;... ik denk meer aan den twééden regel...
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.