ontevredenheid betuigd over de Synode van de Nederl. Herv. Kerk. Dat hij een leekenblad als de Hollandsche Lelie als veld voor zijn strijd uitkoos, kan ik niet anders verklaren dan dat hij het oordeel van het leeken element bedoelde uit te lokken: in ieder geval zijne meeningen onder de aandacht van leeken wenschte te brengen. Het zal dus Studiosis niet verwonderen, dat een leek nu hem te woord staat en hem te verstaan geeft, welken indruk zijn (des Studiosis) optreden op hem (schrijver dezes) gemaakt heeft.
De volgende punten in Studiosis artikelen springen in het oog.
1. | Hij verdenkt Ds. Bähler van boedhistische aspiratiän. |
2. | Hij acht op grond van doen Ds. Bähler onwaardig langer voorganger te zijn in de Ned. Herv. Kerk. |
3. | Hij geeft hem in overweging de Ned. Herv. Kerk te verlaten en zich te voegen bij den Protestantenbond, alwaar hij (Ds. Bähler) dan zoo vrijzinnig mag wezen als hij maar wil. |
4. | Hij protesteert tegen het besluit van de Synode, die Ds. Bähler niet uit de Kerk bande. |
Hetgeen zijn artikel van 8 Nov. des te opmerkelijker maakt, is dat hij er onmiddelijk aan doet volgen:
de reglementen in 1816 op last van Willem I door een bijzondere commissie voor de Ned. Herv. Kerk ontworpen, eischen van de bedienaars dier Kerk slechts instemming met den geest der Belijdenis en laten aan deze speelruimte over, voor individueele meeningen en uitleggingen.
Mijn eerste vraag nu aan Studiosis is, hadt ge dan gewild dat de Synode uitspraak doende in de zaak Ds. Bähler, zich vierkant stelde tegen dat (door U zelf gereleveerde) gedeelte van het Reglement. Uw antwoord kan natuurlijk niet anders luiden dan bevestigend, want ge hebt tegen die uitspraak verzet aangeteekend, en daarbij U beroepen op den Kerkeraad van Amsterdam, waarin een man als Ds. Visser nog wel zitting heeft. Ergo zijn orde en tucht, naleving van bepalingen, eerbied voor gestelde machten holle klanken zonder beteekenis voor U en voor lieden, wier geloofsovertuiging op een of andere wijze geroerd is?
Ik acht Studiosis en de mannen op wie hij zich beroepen heeft, mannen die een eigen onwrikbare overtuiging hebben, en die niet minder als eertijds onze vaderen, des geroepen bereid zijn een offer te brengen voor hunne overtuiging. Gegeven nu een Kerk met een Reglement, dat, (ik geef toch goed me overtuiging terug, niet voor Studiosis), dat de glorie van God en de heiligheid van den Christus belaagt; gegeven een opperste Raad in die Kerk die dwaas genoeg zich heeft betoond, om zulk een heiligschendend Reglement na te leven; nu ligt het nu niet op hun weg Studiosis! om een oproep te richten tot al uwe geestverwanten om een exodus te vormen uit die Kerk; zal niet onder Uw uittochtsvaan zich het eerste scharen de Kerkeraad van Amsterdam en vooraan Ds. Visser? Weet ge wel dat gij, nu trachtende Ds. Bähler en diens geestverwanten uit de Kerk te werpen, dat ge daarmede den schijn op U laadt dat niet geloofsovertuiging Uw drijfveer is, maar de goed gedekte disch van de Ned. Herv. Kerk. Ge weet toch wel dat, hen dringende naar den Protestantenbond, ge hen de woestijn in jaagt, waar slechts een schamele disch hen wacht?
Ik weet niet wat de Protestantenbond (zijne lidmaten aldus collectief genaamd) bewogen heeft om zich van de Ned. Herv. Kerk af te scheiden. Zij hadden beter gedaan met zich daarin te handhaven en hun licht daarin te doen schijnen, doch dit staat vast: om den wille van hun geloof zijn zij uitgetrokken; zij zijn heen gegaan den rug keerende naar een betrekkelijke weelde. Studiosis, een theologisch student, had van zich zelve beter getuigd, had meer gevoel en waardeering getoond voor offervaardige geloofsovertuiging wanneer hij met meer eerbied van den Protestantenbond had gesproken. Geloof mij, Studiosis, de Protestantenbond is geen knekelhuis.
Wat hebt ge toch Studiosis, tegen de leerstellingen van het Boedhisme? Kent gij ze? In die leer der wedergeboorte schijnt ge al bijzonder aanstoot te nemen. Hoe nu; trekt ge nu ook te velde tegen de waarachtigheid aan des Christus woorden? Zei hij niet ergens dat Johannes de dooper Elias was? Sla maar Uw bijbel daarop na en al zoekende zult ge menige plaats vinden waarin Hij de wedergeboorte zoo niet bepaald leeraarde dan toch erkende. Dan die Karma, die U zoo tegen de borst stuit. Weet ge een andere leerstelling die zoo vele raadselen op deez ondermaansche verklaart, als deze, dat ieder mensch geboren en nog eens geboren en zoo voortschrijdende op den weg naar ontwikkeling, naar de mate zijner inspanning, streven, dwalen, ondervinding, enz. zijn eigen geluk in ongeluk maakt. Is er iets hierin dat U niet doet de lessen van liefde en broederschap van den Christus: stelt het niet zelfs Godsrechtvaardigheid in een hooger licht? Geloof mij, Studiosis spreekt niet het tabae uit over dingen die ge niet kent.
Ik ben niet op de hoogte van de geschiedenis onzer Kerk. In grove trekken weet ik slechts, dat onze vaderen goed en bloed geofferd hebben en tranen geplengd, om vrijheid van geloof te hebben, en een Kerk te stichten gegrond op vrijheid van gedachte. In die Kerk na zooveel strijd verworven, heerschte niet immer pais en vrede. Om futiliteiten (bijv. om de vraag of de wijn en het brood bij het Avondmaal genuttigd, al of niet, naar Jezus woorden, zich in de maag in bloed en vleesch veranderden) vloog men elkaar in de haren, men slingerde naar elkander, las vervloekingen voor hier en namaals, om maar van erger niet te gewagen; alles tot meerdere glorie van God en tot verheerlijking van den verkondiger van liefde en verdraagzaamheid. Desniettemin de grond waarop die Kerk stond, de Protestantsche Kerk, was de vrij gevochten bodem van gedachte. Uit die Protestantsche Kerk is de Ned. Herv. Kerk ontstaan. Studiosis houde het mij ten goede wanneer ik omtrent den oorsprong van de Ned. Herv. Kerk mistast. Ik wil hiermede slechts gezegd hebben, dat ik lidmaat zijnde van de Ned. Herv. Kerk, mij beschouw als afstammende van hen, die indertijd zich verzetten tegen Roomsche geloofsdwingelandij.
Ook gij, Studiosis hebt dezelfde afstamming