De Hollandsche Lelie. Jaargang 19
(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBoekbeschouwing.Zonder taal, door V. Korolenko. (met toestemming van den schrijver uit het Russisch vertaald door Annie de Graaff, uitgegeven bij P.N. van Kampen en Zn. Amsterdam). - Rusland, en alles wat op dit land betrekking heeft, is tegenwoordig een up to date onderwerp! Eerst vestigde het czarenrijk de aandacht van gansch Europa op zich door de jodenvervolging; daarop brak de oorlog met Japan uit, verdeelende de natiën, al naar gelang het eigen-belang het meebrengt, in anti- en niet-anti-Russen; en eindelijk, ten langen leste, kwam er ook nog een ‘blijde gebeurtenis’ bij, die de oogen zich met zekere verteedering doet richten naar gindsch wiegje, waarin de jonge Czar-in-spe, onbewust van wat hem wellicht te wachten staat, zijn zuigelings-droomen droomt!Ga naar voetnoot*) Wij denken onwillekeurig aan de vreugde waarmede Napoleon I zijn laatgekomen erfgenaam begroette, aan de feesten toen in Parijs.... en aan het droevig einde! Wij denken aan dien lateren Napoleon, op wiens ‘Loulou’ zooveel hoop en verwachting gebouwd zijn,... en aan het verre graf van dienzelfden, met zooveel vreugde welkom-geheeten ‘Loulou’, ginds in Zululand! En wij hebben een verteederd medelijden met dat kleine menschenkind, wien misschien eenmaal de vorstenkroon zwáár zal drukken! En ook voelen we méé voor de eindelijk verwezenlijkte hoop van den ‘Heerscher aller Russen’, en voor de vorstin, die haar volk dat grootsche geschenk vermocht te geven, waarnaar wij zelf zoo verlangend uitzien: een erfgenaam voor den troon! En zoo is het onder die omstandigheden een gunstig oogenblik om voor den dag te komen met een uit het Russisch vertaald boek! Het volk, waarvan de levenswijze zoover afstaat van de onze, het volk dat zooveel heeft te leeren van ons, en dat ons tegelijkertijd in menige deugd ten voorbeeld kan strekken, het is wél der moeite waard het nader te leeren kennen. Daarom is het zonder twijfel een teleurstelling, na die mededeeling: uit het Russisch vertaald, op het titelblad, dat de eigenlijke roman niet speelt in Rusland zelf, maar in Amerika, onder landverhuizende Russen! Toch echter blijft over alles een eigenaardig Russisch waas hangen, getuigend van groote liefde tot het vaderland. Als ik het kenmerkende van dit boek kort moest onder woorden brengen, dan zou ik willen zeggen, dat het is doortrokken van een teedere aanhankelijkheid aan Russische gewoonten, Russische menschen, aan alles wat Russisch is. En ik geloof dat juist dáárom dit op zich zelf onbeduidende verhaal zoo ontroert, en zulk een indruk nalaat, omdat de meeste | |
[pagina 437]
| |
Russische schrijvers iets bitters en hards hebben, wanneer zij schrijven over hun eigen land, of zich verdiepen in de daar heerschende misbruiken en onrechtvaardigheden. Korolenko daarentegen heeft, hoeveel goeds hij ook in den vreemde erkent, de liefde tot zijn vaderland in sterke mate behouden. Die liefde doorademt het boek, trilt u tegen in heel die eenvoudige geschiedenis van den landverhuizer Matteus. Matteus heeft ginds in het kleine dorp armoede geleden, en, wat hem naar Amerika dreef, was verlangen naar méér welgesteldheid en méér vrijheid. En hij verkrijgt, na vele onaangename ondervindingen, beide, zeer spoedig, en leert Amerika met een veel minder vijandig oog bezien dan in het begin. Maar zijn heimwee naar het verlaten vaderland blijft. Het bewustzijn, dat zijn kinderen en kleinkinderen niet eenmaal zijn taal meer zullen weten te spreken drukt hem als een looden last! Dit weinige is eigenlijk ‘het’ verhaal van het boek. Hoe deze eenvoudige Rus, die geen Engelsch verstaat, en zelf niet wordt verstaan, zich daardoor ‘zonder taal’ in alle moeielijkheden alléén moet redden, hoe hem dientengevolge allerlei last wordt aangedaan, en hoe hij het nogthans brengt tot een welgesteld arbeider, dat alles wordt ons eenigzins onbeholpen, in niet zeer boeienden stijl, medegedeeld; terwijl de wijze waarop het verhaal zich ontwikkelt tot een goed einde vrij onwaarschijnlijk mag worden genoemd. - De wijze echter waarop de verschillende Russen zijn geteekend in hunne eigenaardigheid van zoo geheel afzonderlijk daarstaand volk boeit van het begin tot het einde. Daar is b.v. de groote eerbied voor den hoogergeplaatste, die ook in dit nieuwe land der vrijheid den Rus niet loslaat. Voor Matteus spreekt het vanzelf, dat zijn beschermelinge Anna moet gehoorzamen aan ‘de dame,’ die haar komt huren als dienstbode. Die dame - een Russin van ouderwetschen stempel, grimmig-gekant tegen alle nieuwe ideeën en vrijpostigheden van een jonger geslacht, - legt het jonge meisje harde bevelen op, en gaat met haar om als met een slavin in plaats van als met een dienstbode. Maar zij is nu eenmaal een ‘dame’, en Matteus en Anna zijn ‘eenvoudige lieden!’ Dit begrip zit er zoo vast in bij hem, dat hij de ‘dame’ bewondert om haar woorden, in plaats van de partij van Anna te trekken! En neven dit type van den Russischen volksaard, eenvoudig, geloovig, sterk, ruw, en goedaardig, vinden wij dat andere, van den idealist, den zichzelf-offerenden dweper, waarvan het Russische volk zoovele voorbeelden bezit! Niloff, de zoon van een landedeman, die, als Tolstoï, zijn bezittingen prijs geeft en zelf arbeider wordt, is de drager van die gevaarlijke theorieën, die, als zij op edelen bodem ontkiemen, zelfverloochening in den uitersten graad doen ontstaan, maar bij de gróóte massa slechts leiden tot een begripsverwarring, waarvan zulke lafhartige en nuttelooze sluipmoorden als die op von Plevhne een natuurlijke consequentie zijn. Er is echter meer nog aan dit bij uitstek Russische boek. Er is een aandoenlijke bladzijde, als het jodinnetje Roza en het Christenmeisje Anna samen één kamer deelen in het armoedige logement in New-York, dat gehouden wordt, in een afgelegen wijk, door Roza's vader. Men moet zich verplaatsen in Russische toestanden, in den afschuw van godsdiensthaat en daaruit voortvloeiende Joden-vervolging, om zich te kunnen indenken Anna's schuwe vreeze, dat zij zich zal verontreinigen door in één bed te moeten slapen met de verachte! En Roza heeft te veel verschrikkingen doorgemaakt ginds, om zichzelfs hier, in dit vrije Amerika, geheel en al de gelijke te voelen van de Christin uit haar vaderland! ‘Je vindt het misschien niet prettig om in één bed te slapen met een Jodin,’ raadt zij Anna's twijfel. Maar dan ontboeit de ballingschap, waarin beiden, ver van hun land, zich bevinden beider tong, wanneer het blijkt dat ze uit één stad zijn! ‘Waarom ben je weggegaan?’ vraagt Anna. En het wederantwoord doet haar zich pijnlijk een schuld bewust worden, die ze vroeger niet voelde: ‘Och iedereen kan een ongeluk overkomen’ zei Roza, ‘wij leefden rustig en dachten er niet aan om zoo ver weg te trekken. Maar toen... misschien weet je, dat ze de Joden zijn gaan plunderen... Waarom deden ze dat toch? Bij Son werd alles kort en klein geslagen en... m'n moeder...’ ‘Roza's stem beefde. Zij was zwak... ze hebben haar zoo'n angst aangejaagd... en ze stierf...’ ‘Een zonderling gevoel deed Anna's hart ineenkrimpen... Nog langen tijd lag ze stil te denken over alles; alles scheen haar zoo vreemd toe, de dofdreunende stad, de menschen, het liggen met een Jodin in één bed, haar gebeden in een Joodsch vertrek. Een Jodin leek haar nu een heel ander persoon toe dan ginds in Rusland zij 't zich had voorgesteld.’ | |
[pagina 438]
| |
Subliem heeft de schrijver in deze pagina geteekend den invloed van de nieuwe wereld op deze in duisternis-tastende zielen! Ginds Jodenhaat, Jodenvervolging! Hier de verbroedering in den vreemde; gevolg van de verlatenheid en de eenzaamheid! En het natuurlijk gevolg dáárvan: een ontwaken tot breeder levensbeschouwing, tot ruimer begrijpen der verachte naasten! En met Matteus gebeurt hetzelfde. Hij ook wordt, door de bittere ervaringen van de ballingschap, getrokken tot een vertrouwlijk gesprek met den Jood-landgenoot, waaraan hij in Rusland zelf niet zou hebben gedacht! Hem valt het zwaar dat zijn eigen vriend terstond bereidheid toont de nieuwe gebruiken aan te nemen, en zich zijn verleden van Rus te schamen! Den Jood Berko echter valt het zwaar, dat zijn kinderen het geloof hunner vaderen verzaken, en meedoen met de Christenen, omdat hun belangen dat meebrengen. ‘Ik zie dat je kinderen je sabbath niet eeren Mr. Berko, - zei Matteus -, zich naar hem keerend. Berko streek zich peinzend langs den baard, en sprak: Och wat zal ik U zeggen? Het is Amerika, het is het land, het land... Hier worden de menschen als in een molen gemalen. Amerika is een slim land, het bekommert zich om niemands geloof. God verhoede! Het grijpt een man vast, en als een mensch zelf anders wordt, dan wordt zijn geloof ook ander...s’ En die twee mannen, die elkaar in Rusland instinctmatig minachten zouden, omdat de één bij toeval een Christen werd, en de ander een Jood, zij zijn hier, in dit vreemde land, verbroederd door een nieuwen band; zij storten aan elkander hun hart uit, in een hunzelf misschien onbewust begrip van iets hóógers en beters dan ras verschil, - van beider vóór alles mensch-zijn! Matteus komt in Amerika met zóó weinig begrip van ‘vrijheid’, dat hij dit woord slechts kent als een klank, die voor hem geen beteekenis bezit. Hij vraagt aan elk, die er in zijn oogen verstand van heeft: wat toch die vrijheid is die ze in Amerika bezitten? Maar hij brengt het niet tot een duidelijker begrip, dan van het Beeld der Vrijheid, dat de Landverhuizers zien bij hun aankomst in New York. Dat bronzen Beeld, dat is voor hem ‘de Vrijheid’, waarvan hij in zijn geboorte-dorp zooveel heeft hooren spreken, en die hij in Amerika kwam zoeken. Wat nood echter! Heeft hij, zonder het zelf te weten, niet in wáàrheid de vrijheid leeren kennen, de vrijheid der ziel!? Dit is voor mij het mooie in dit zeer gevoelige boek! Stijl en verhaaltrant doen onbeholpen aan. En de ontwikkeling der gebeurtenissen is dikwijls onsamenhangend en onwaarschijnlijk. Maar er is een frissche jonge kracht in dit boek, die iets belóóft! En bij al het onverkwikkelijk realisme waarop ‘de jongeren’ van ons eigen vaderland ons vergasten, bij het wuft-zinnelijke van zoo menig Parijsch romannetje, dat talrijke lezers vindt, doen boeken als dit, die spreken van een ander leven en een anderen gezichtskring, aangenaam en opwekkend aan! Wat de vertaling betreft, mejuffrouw de Graaff is de dochter eener moeder, die reeds menig boek overzette uit vreemde talen op zeer verdienstelijke wijze, o.a. verscheidene van Max O' Rell, door mij insgelijks in dit blad besproken. Het is dus geen wonder, dat zij, met zulk een voorbeeld voor oogen, erin slaagde vlot en vloeiend Hollandsch te leveren, dat zich laat lezen zonder dat men voortdurend aan een vertaling herinnerd wordt! Daarom vind ik het jammer dat zij voortdurend zooveel Russische woorden laat staan als b.v. ‘Bariena’ (voor dame), enz. enz. En ook is het m.i. leelijk om het Engelsche Mr. te schrijven voluit Mister, en om het onhollandsche Genadige vrouw over te nemen van onze Duitsche buren! - Wat overigens deze laatste fout betreft, dáárover laat zich redetwisten; omdat de nederigheid van Matteus en Anna, als zij spreken tot een hooger geplaatste, zich niet voldoende laat vertalen door ons eenvoudig: Mevrouw! Misschien ware het beter, waar mej. de Graaff meerdere Russische woorden behoudt, ook hier de russische vorm te laten staan! Hopen wij dat een herdruk haar weldra de gelegenheid geve deze wijziging aan te brengen.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|