De Hollandsche Lelie. Jaargang 19(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende II. Wat de Sterrekens doen. ‘Sterrekens, zoo vriendelijk, Sterrekens, zoo zacht, Blijft ge daar staan fluisteren? Heel den langen nacht?’ ‘Sterrekens, ach zegt mij; Blijft ge daar zoo staan?’ ‘Moet ge niet gaan slapen?’ ‘Niet naar bed toe gaan?’ ‘Morgen kindlief, rusten We uit van al 't gepraat, Nu blijven we staan fluisteren Tot de zon op gaat.’ ‘We letten op de menschen En op de kinderkens zoet Wat men 's nachts op aarde Tot 's morgens alzoo doet.’ ‘En gaat de zonne op weer ‘Dan rusten we overdag; ‘Tot het lieve maantje ‘Heerscht met haar zilveren lach. ‘Zoo gaat 't jaren door maar, ‘Eeuwen achtereen ‘Dat we staan te fluisteren ‘En kijken naar benêen. ‘Velen zagen we komen, ‘Velen zagen we gaan, ‘Velen heerschen en vallen ‘Op 's menschen levensbaan ‘Immer zal 't zoo blijven ‘Dat we waken over nacht ‘Dat we steeds aanschouwen ‘De maan in al haar pracht. SOPHIE. Vorige Volgende