gordijntjes en spionnetjes.... en van Lebensfreudigkeit, van de volheid van het rijke, mooie leven, van 't intense van genieten kunnen, daarvan hebt ge geen Ahnung -...
Toen ik dezen zomer voor langeren tijd naar Zwitserland trok, mijn heele hebben en houden, dat me lief is, mee: mijn huisgenoote en onze Marie en onze hondenkinderen, toen reed ik op een magnifiquen Juni-middag door het stralende den Haag, om een paar noodwendige afscheidsvisites te maken. - En ik reed óók door de stille voorstad - mag men 't wel noemen -: Duinoord. Weet ge wat me toen zoo frappeerde, zoo innig-hollandsch-suf aandeed? Overal, achter goed-toegestopte tullengordijnen en vitrages, en angstvallig om 't ‘verschieten’ van 't mooie goed neergelaten zonneblinden, 'n hand die al dat lucht- en licht-beletsel angstvallig een beetje wegschoof, een hoofd dat zich, vooral niet vrijuit, oprecht, maar, tersluiks wegschuilend, geheimzinnig voorover boog, om te gluren, nieuwsgierig te gluren, naar dat in de stille Duinoord-straten interessante voorwerp van afleiding: een victoria met 'n mensch er in, 'n vrouw, aan wier hoed of mantel of japon veel meer valt te beloeren, dan aan 'n eentonigen, zwarten dokters-jas, gewoonlijk 't eenig soort van per rijtuig bezoeken-makende menschen, dat je daar ziet...
Zie, toen moest ik lachen om die onnoozele, echt-Vaderlandsche middag-zoekbrengerij, goed opgesloten achter dikke gordijnen, loerend naar wat er op de leege straat bij toeval te zien valt; - maar ergeren óók moest ik me...
Mijn hemel, begrijpen dan al deze menschen niet de héérlijkheid, de frischheid, de gezondheid van leven, van zien de zon, van indrinken de reine krachtige buitenlucht, van genieten - genieten - genieten...?
Ik herinner me, dat ik o.a. een visite maakte bij welgestelde familie-leden van me, geen rijke menschen, maar die het toch zonder twijfel heel wat beter kunnen doen dan ik-zelf, om de eenvoudige reden, dat zij reeds lang rentenieren van een behoorlijk pensioen, terwijl ik nog steeds werken moet voor mijn huishouden.. ‘Gingen ze er óók niet eens uit’ - vroeg ik, ziende in de stoffige zonnige straat, en denkende aan 't heerlijk Zwitserland, waar ik straks, in 'n maar doodeenvoudige boerenwoning, zou tegenjubelen lucht, licht, vrijheid van je bewegen, rijkdom van natuur-schoon..
Ze keken met trotsch welgevallen rond in hun poppig-opgevulde ‘salon’, alles héél kostelijk-mooi, en ‘in-stijl’ natuurlijk..
En ze zuchtten:
‘Neen 't kon er niet af. Ze hadden alles nieuw laten behangen en opverven; de kleur van 't nieuwe kleed kwam niet bij het oude behang.. En de schilder, en de ditten en datten, die er nog meer bij kwamen, die hadden hun geld verslonden.. Nu zouden ze van 't zomer maar zuinigjes in den Haag blijven.’ Met een fieren blik, die verried hoe het offer hun niet al te zwaar viel, waar ze er zóòveel moois voor hadden gekocht, zagen ze nog eens rond langs hunne van fonkelnieuwe verf blinkende deuren, en op hun rijk behang, en naar hun dik, mollig kleed...
En 'k dacht met 'n glimlach, hoe ze geijsd zouden hebben, als mijn honden-jongens ineens waren binnen gestormd, zooals ze dat doen bij ons thuis; en, zonder eerbied voor al die teere kleuren en fijne stoffen en dunnezijden Liberty-kussens, waren te keer gegaan zoo woest, zoo jolig, zoo innig-gezond, als zij dat plegen te doen in onze, er dan ook in eenvoud op ingerichte kamers...
Want, het spreekt van zelf, zulke menschen als mijn bovenbeschreven familieleden houden geen honden. O foei neen, die bederven immers zooveel, kleeren incluis! Ze houden er wel van, zeggen ze, - en ik geloof dat ook wel... maar je moet je dat genot wel ontzeggen, om den last er van... Etc., etc...
En zie, dat is 't nu juist waar ik op wil komen, op dat ongelukkige echt-hollandsche principe, dat je je alles, alle genot, alle levensblijheid moet ontzeggen, om allerlei futiele redenen van oude-wijven-aard, omdat je ‘stand’ je dwingt een bovenwoning te meubileeren veel mooier en rijker dan je middelen het toelaten, omdat je beste vrienden je niet ten eten kunnen vragen, of je moet het hun teruggeven met dezelfde fijne glazen en hetzelfde rijke zilver en dezelfde bloemenpracht, omdat je, liever dan je-zelf schadeloos te stellen voor 't gemis van kinderen met een paar gezellige, maar natuurlijk drukke huisdieren, je neerzet mooiopgedirkt en stijf-opgeprikt om ‘jours’ te houden, en visites af te wachten van menschen die je niets schelen kunnen, - etc., etc. - -
Van Lebensfreudigkeit, van het grijpen van het rechte moment, om er uit te persen zooveel genot als er maar in is... de Durchschnitts-hollander heeft er geen begrip van. Zie hem maar loopen in de groote steden,