Varia.
‘Hoe sommigen over ons denken.’
Nu er zich hier en daar enkele verschijnselen van meer belangstelling in hun eigen land, door de Hollanders, openbaren, is het mogelijk niet te onpas, nog eens opnieuw het oordeel van vreemden over ons te hooren. Mij althans trok eenige jaren geleden zeer de aandacht, wat dienaangaande in den vorm van een boekje, werd meegedeeld door twee Engelschen, en wel onder den titel ‘Schetsen van een tochtje door Holland en Duitschland, door J.P. Mahaffij en J.E. Rogers, uitgegeven te Londen, Mac Millan & Co. 1889, opgedragen aan Zijne Hoogheid, Prins Eduard van Saxen-Weimar, uit erkentenis voor zijne vele blijken van vriendschap.’
Tot mijn spijt hoorde ik, dat het boekje uitverkocht was en moest dus mijn voornemen het geheel in het Hollandsch over te zetten, laten varen. Thans volsta ik dus met enkele brokstukken, die mij destijds reeds het meest kenmerkend voorkwamen, weer te geven.
Moge het zien in den spiegel, ons door vreemden, die blijkbaar zeer onpartijdig oordeelden, voorgehouden, ons ten nutte komen en aanleiding geven tot gepaste zelfkritiek.
Wat ik dan het eerst onder mijne aanteekeningen dienaangaande, vermeld vind, is pag. 26: Iets omtrent Dordrecht, waarvan het heet: Dordrecht is, zooals de meeste Hollandsche steden, doorsneden door water. Het ligt bovendien aan een mooie rivier (de Maas), wat niet dikwijls het geval is. Er zijn waterstraten en wateromheiningen langs wegen en rond rijke villa's - bewonderenswaardige vervanging voor de leelijke en eigenwijze muren, zoo algemeen in Engeland. -
Pag. 29: De vereeniging van pakhuizen met private huizen, geeft een duidelijk bewijs voor den band van de Hollandsche samenleving met handel en den eerbied, waarmee de laatste is opgehouden.
Pag. 34: Wij waren blijde te hooren, dat de praktijk om honden zware vrachten te laten trekken, nu door de publieke opinie veroordeeld is en weldra bij de Wet verboden. Zelfs nu mag de eigenaar niet in een kar zitten, getrokken door een hond, hoewel dit voortdurend op het platte land gedaan is, en somtijds hielden wij een zoodanige kar tegen, en dwongen de luie mannen of jongens er uit te gaan, wat zij zonder tegenpruttelen deden.
Echter zagen wij niet één enkel geval van wreed gebruik van de zweep of van ‘een onwillig dier aan te zetten’.
Het volk is echter verreweg beter voor hun vee dan in Zuid-Europa het geval is.
Pag. 36: De Groote Kerk in Dordt is een zeer goed voorbeeld van den Godsdienstigen bouwtrant van het land. Op een afstand zijn deze kerken hoog boven de steden uitstekend en van verre met hun groote torens zichtbaar, zeer schoon en indrukwekkend.
Het contrast van deze kerken met den wereldlijken bouwtrant is nog meer opvallend, daar zooveel er van zuiver Renaissance is.
Maar is de uitwerking van de kerken ietwat bedorven door de effenheid van bijzonderheid aan de uitwendige oppervlakte, wanneer gij er binnengaat, krijgt gij een grooten schok.
Geheel het binnenwerk is gewit, en al de ornamenten van een kerk zijn verdwenen. De Puriteinsche geest van het volk heeft van dezelve gemaakt een groote ruimte zonder eenige gedachte.
De groote gewitte bogen en gewelven zien er onuitsprekelijk koud en naakt uit, en hier in Dordt is het koor geheel verlaten, en staan er een menigte oudmodiesche, achttieneeuwsche zitbanken, rond een ordinair rococostijl spreekgestoelte in het schip, met een hooggestoelte voor den Burgemeester of Kerkvoogd er tegenover.
Het Heilig avondmaal wordt bediend (ik durf niet te zeggen gevierd), in het midden van de kerk, terwijl eenige zitbanken op zijde zijn geschoven, om plaats te maken voor de Tafel.
Iets treuriger, kouder of naarder kan niet bedacht worden. Er blijven in deze kerk, veronachtzaamd en vervallen twee prachtige rijen stoelen, gesneden (carved), in den besten