bemoeilijken. Tegenover een dier heb je evengoed verplichtingen als tegenover een mensch, misschien nog wel méér, omdat het van je afhangt, en niet zijn eigen wegkan vinden.
Het is een verachtelijke gewoonte van de meeste rijke menschen, om een of ander dier aan te schaffen voor hun eigen genot, er mee te pronken, het dientengevolge een heel verwend leventje te geven, van lekkereten en drinken, en zachte mandjes, enz., enz., en het dan wreedaardig weg te doen, zoodra zij er genoeg van krijgen, om wat voor reden dan ook, verhuizen, op reis gaan, omdat het beest leelijk wordt, enz. enz. Wat er dan wordt van het dier, dat, na het eerst buitengewoon goed te hebben gehad, ineens zijn fortuin moet zoeken, of valt in ruwe handen, of het bij armere menschen uit den aard der zaak materieel véél minder goed krijgt, daarom bekommeren ze zich niet in hun egoisme. Aan de Riviera is het een bekende gewoonte van de brave, vroom naar de ‘English Church’ snellende Engelsche dames, om zich gedurende hun verblijf aldaar luxe hondjes aan te schallen, waarmee zij pronken en coquetteeren gedurende de maanden van hun hôtel-leven, om daarna de arme diertjes meedoogenloos de straat op te jagen bij hun huisreis naar Engeland; (want het is daar namelijk zeer lastig een hond mee te brengen van het vaste land; volgens de wet in Engeland moet èlke hond zes maanden in quarantaine blijven met het oog op hondsdolheid). Daar de lieve dames zich al die onkosten niet willen getroosten, maar ook niet zich willen ontzeggen het liefgedoe met 'n hondje, nemen ze zoo'n ongelukkig schepsel slechts voor de enkele maanden van hun verblijf aan de Riviera, en laten het onverzorgd achter als ze wegggaan, zonder er zich om te bekommeren dat het dier, na al die luxe en rijkdom bij hen, zich in zijn verlatenheid dubbel ellendig en hongerig zal voelen. De Fransche en de Italiaansche Riviera wemelen aan het eind van elk seizoen van zulke rondzwervende luxe-hondjes; die worden dan door kooplui opgevangen, en, als het nieuwe seizoen begint, aan de bovenvermelde categorie van ‘hondenliefhebbers’ voor een kleinigheid verkocht. Op
die manier pronken deze voor weinig geld met 'n mooien rashond, en kunnen zich eenige maanden lang den schijn veroorloven van ‘zooveel van een hond te houden.’ - Neen, als je eenmaal een dier tot je neemt, dan heb je er een verantwoording aan; dat is mijn opinie. -
Wat den Haag en Amsterdam betreft, och ik geloof niet dat de menschen in de eene stad zooveel anders zijn dan in 'n andere. Gelooft gij b.v. heusch, dat men in Uw vorige woonplaats zooveel degelijker was dan in den Haag, waarheen gij thans zijt verhuisd, en dat de groote massa dáár meer ‘levensdoel’ voelde dan de Durchschnitt-Hagenaar!? Neen, als geheel genomen is de menschheid zoowat overal 't zelfde, in oppervlakkigheid, leeghoofdigheid, en egoisme. Maar wel heeft 'n stad wel eens door bijkomende omstandigheden een bijzonder cachet, dat zich dan min of meer afdrukt op den inwoner. En in sterke mate is dat het geval met den Haag. Amsterdam is een werk-stad; men lééft daar; terwijl men in het rentenierende, nietsuitvoerende den Haag vegeteert. Want den Haag is het toevluchtsoord voor alle gepensionneerden, alle met hun leven-verlegen losloopende, manlooze, juffers, alle afgeleefden, alle Indische oud-ambtenaaen, alle luxe-menschen. Dientengevolge slentert en seult alles in den Haag met, n slakkegangetje van; Kom ik er van daag niet, dan kom ik er morgen, van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat door de paar winkel-straten, bij gebrek aan iets méér interessants elkáár aangapende. -
Een ander kenmerk ook van den Haag is het typisch zich zonnen in den glans, die afstraalt van 't gewoonlijk niet eenmaal bewoonde Paleis in 't Noord-einde. Je kunt geen Haagsche courant opendoen, of je leest onder het plechtig: ‘Hofberichten’, welke meneeren en mevrouwen zoo gelukkig zijn geweest, op die en die dagen, een maal eten te hebben mogen halen bij de Koningin, of bij Haar Moeder, of wel, je wordt onderricht van het zonder twijfel voor 's lands belang hoogst gelukkig feit, dat De Prins weer eens met dien of dien meneer op de jacht is geweest, of ook zich heeft verwaardigd die of die Societeit met z'n lidmaatschap te vereeren. -
Van zulke weeïge berichten lééft de Hagenaar, terwijl de Amsterdammer gelukkig iets meer en anders te doen heeft, dan dááraan te denken. -
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.