neeslijk blijkt, als de Mensch waarlijk gelooft dat er op aarde geen hooger genot kan gevonden worden dan rust, verzadiging van het lichaam en de genietingen die het leven biedt, - dan spreidt de Gedachte droef haar vleugels uit, en ze verlaat den Mensch.
Als een hongerige wolf stort het lage Genot en de Verveling, haar dochter, zich op den Mensch, zijn hersens, hart en oogen met stof en gif verblindend.
En de Mensch, die verloren ging, herleeft in zijn zwakheid zonder trots of hoogmoed...
Doch indien zijn ziel in opstand komt, wordt de Gedachte opnieuw wakker geschud, - dan gaat hij wederom verder, alleen te midden van distelige paden, alleen te midden van bange vertwijfeling, alleen te midden van het puin van oude waarheden! Vrij, trotsch, verheven, ziet hij de waarheid openlijk in het gelaat en spreekt tegen den twijfel die hem wil vermeesteren:
- ‘Ge liegt als ge zegt dat ik onmachtig ben, dat mijn kennis beperkt is! Deze neemt steeds in omvang toe! Dat weet ik, dat zie ik, dat voel ik - ze groeit voortdurend aan! Ik weet hoe groot ze is, en als ze niet in omvang toeneemt, dan ligt de schuld aan mij, aan mijn verflauwde pogingen.’
- ‘Met elken stap dien ik doe, wil en gevoel ik meer, zie ik dieper, snel vermeerderen mijn wenschen. Nu is mijn ziel nog gelijk een vonk, doch - is de vonk niet de moeder van het vuur? Ik ben - in de toekomst - het vuur in de duisternis. Ik ben geroepen om de gansche wereld te verlichten, om de geheimzinnige raadselen op te lossen, om het verband tusschen deze en de wereld te vinden en om een harmonisch geheel te scheppen dat licht schenkt aan den somberen chaos van het leven en aan de uitgeputte aarde, die als met booze huidziekten, smart en leed is overdekt, om dit alles te werpen in het graf van het verleden!’
- ‘Ik ben geroepen om de knoopen te ontwarren van fouten en dwaalsporen, die de angstige menschen omstrikken, zoodat ze als een bebloede massa elkander trachten te verscheuren!’
- ‘Ik ben geroepen door de Gedachte om het oude, vuile, kleinzielige omver te werpen en te verwoesten, en het nieuwe te bouwen op de grondvesten die de Gedachte heeft ingesteld: op vrijheid, schoonheid en - achting voor den Mensch!’
- ‘Wreed, schandelijk en stuitend is dit leven, waarin de een een ellendig slavenleven leidt en alles moet verdragen, opdat de ander lichaam en ziel kan verzadigen!’
- ‘Gevloekt alle laster, vooroordeelen en gewoonten, die het leven en den geest van den Mensch verstrikken als een kleverig spinneweb. Ze beletten de menschen te leven door zich van hen meester te maken, en - ik wil hen wakker schudden!’
- ‘Mijn wapen is - de Gedachte, en mijn onwankelbaar vertrouwen in de vrijheid van denken, in haar eeuwig, scheppend vermogen, de onuitputtelijke bron van alle kracht.’
- ‘Voor mij is de Gedachte de ware, eeuwige lichtbaken in de duisternis van het leven, het schijnsel op verlokkende dwaalwegen; ik zie, dat naarmate de gedachten verhelderen, de geheimenissen worden ontsluierd; ik schrijd voort in de stralen van den onsterfelijken geest, ik stijg al hooger en hooger!’
- ‘Voor de Gedachte bestaan geen onverwinbare vesting, geen onomstootelijke wetten! Alles wordt door haar geschapen, en dit geeft haar het heilig recht om datgene te verstooten wat haar wording belemmert.’
- ‘Ik erken openlijk dat vooroordeelen en dwalingen boven het leven dwarrelen, al deze zijn ontstaan uit de asch van oude waarheden, verteerd door het vuur van de gedachte, die hen vroeger heeft geschapen.’
- ‘Ik erken dat niet zij overwinnen die de vruchten der overwinning plukken, doch zij die op het slagveld achterbleven....’
- ‘Als de levens-idee beschouw ik de scheppingsmacht, en de scheppingsmacht is oneindig!’
- ‘Ik schrijd voort om het vuur aan te wakkeren, om het donkere leven te verlichten. Stort ik in een afgrond, zoo heb ik mijn belooning gevonden.’
- ‘Ik wensch geen andere belooning te ontvangen: ik zie dat macht - schande en zware lasten met zich brengt; rijkdom - drukt en verstompt den geest; roem - is ontstaan uit dwaze menschelijke begrippen.’
- ‘De twijfel is slechts de vonk der Gedachte, niet meer. Deze wordt geboren en gevoed uit haar machtigen overvloed!’
- ‘Doch de dag zal aanbreken dat in mijn ziel een wereld van gevoelens in lichte laaie zal uitbreken, dat ik al het donkere, wreede, booze met mijn vlammen zal verdelgen, dat ik zal zijn gelijk die goden, die de Gedachte in mij schiep!’
- ‘Alles in den Mensch - alles - voor den Mensch!’