Kunst en Wetenschap.
François Villon.
Indertijd voelde Dr. Byvanck, mederedacteur van het tijdschrift de Gids (den ouderwetschen), zich aangetrokken tot het dichtwerk van François Corbueil, dit Villon.
Terzelfdertijd was heel de studie van Marcel Schwob gericht op dienzelfden Franschen dichter, geboren te Parijs in 1431, van wien Boileau getuigt:
‘Villon sut le premier, dans ces siècles grossiers,
débrouiller l'art confus de nos vieux romanciers.’
Die gelijktijdige sympathie van twee sluimerende groote geesten voor een vrij wel geheel uit hun tijd liggenden geestverwant lokte eene breedvoerige correspondentie tusschen beiden, Byvanck en Schwob, uit, en nu heeft de eerste daarvan in een paar nommers van de Gids rekenschap gegeven, en zijn vriend Schwob ontleed, zoodat wij hem in stukjes en brokjes hebben leeren kennen.
Dat alles is zeer interessant en daarom wijzen we in deze regelen op het grootsche werk, dat we juist dezer dagen in den Augustus-Catalogus van den boekverkooper Honoré Champion te Parijs vermeld zien (9, Quai Voltaire).
Het is niet meer of minder dan eene uitgave, voor den prijs van 100 Francs, van de geschriften van François Villon, waartoe in hoofdzaak behoort ‘Le petit et le grand Testament.’
Het is eene reproductie in facsimile van het manuscript, dat te Stokholm berust en waarvoor Schwob de inleiding heeft geschreven.
Indertijd behoorde dit handschrift, dat ook den tekst der ‘ballades en jargon’ bevat, aan Claude Fauchet (een bekend Parijsch antiquarius, 1530-1601) door wien het voorzien is van belangrijke aanteekeningen.
Na hem was eigenaar zekere Pétau, van wien het overging in de Bibliotheek van Koningin Christina.
Onderwijl Marcel Schwob zich met de reproductie-uitgave onledig hield, overviel hem de dood, doch hij had haar op zulk eene wijze voorbereid, dat de uitgave niettemin voort kon gaan.
Op 9 en 16 Februari had Schwob nog in zijne lessen over het werk, den schrijver en zijne ideeën gesproken, en die lessen zijn de basis geworden van de inleiding, waarin Schwob rekenschap geeft van alle varianten in den tekst, dien hij grondig bestudeerd heeft.
Villon's werk is in den volkstoon geschreven en legt getuigenis af van de sierlijkheid en den smaak, waarmede hij de Fransche taal wist te gebruiken.
Zijn beide ‘Testaments’ zijn geschreven nadat het doodvonnis over hem was uitgesproken. Men deed echter genade voorrecht gelden. Trouwens Villon was een schuin heer.
Marcel Schwob's portret vindt men in L'illustration van 11 Maart 1905, bl. 163, met eene korte biographische schets.
A.J. SERVAAS VAN ROOYEN.
Oud-Gemeente-archivaris.
Den Haag.