De Hollandsche Lelie. Jaargang 19(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Herinneringslied. 't Wordt nu zoo heerlijk stil in mij, en mijn gedachten kunnen nu vrij luistren naar mooie, en lieve dingen, die mijn herinring hen voor wil zingen. Het wordt als in een kerk zoo stil. En m'n ziel, die zoo gretig luisteren wil, heeft zich diep en devotelijk neergebogen en gesloten heur droef-mooie zieleoogen. Kom nu herinring en zing mij van hem! Laat mij droomen zijn kus, laat mij hooren zijn stem. Laat het alles mijn ziele zoo lieflijk doordringen als wierook de hoog-heilige offerdingen. Mijn gedachten zijn nu zóó wonderlijk stil, of het leven tot stilstand komen wil. En mijn ziel voelt het plots zoo droevelijk bang: Mijn geluk is verloren, zoolang reeds, zoolang - - De tijd, de tijd is zoo snel gegaan! Lief! - ben je voor altoos heen gegaan?! - O, ik dacht het herinren zoo wonderlijk blij, maar ach, hoe treurig en droef maakt het mij. Het brengt weer je stem en je lach in mijn ooren. Weer voel ik zoo wreed, dat je voor mij bent verloren. Nog stiller wordt het nu in mij; en mijn tranen kunnen nu stroomen vrij... Nooit, zul je, Lief, weer tot mij komen! En mijn arme tranen stroomen, stroomen - - - JEANNE C. VAN LEYDEN. Vorige Volgende