dween en ik trok mijn goed pakje maar weer aan; daarna kwamen de mannen boven en begon het werk weer dubbel.
Nu, je begrijpt wel, dat lieve vrouwtje doet bij mij geen' stap over den vloer als werkvrouw. Mijn man mag haar beneden in 't station gerust voor werkster houden, want ze is behoeftig en 'k gun haar graag dat geld, maar haar hier te hebben, zoozeer strekt mijn philantropie niet. - Misschien ben ik door mijn Haagsche Cato wat verwend, die zoo echt bescheiden en fatsoenlijk was, en die me vijf jaar lang van mijn grootste zorgen heeft ontheven. 'k Zit nu dan ook nog steeds zonder hulp (er zou een andere vrouw komen, maar 'k wacht er al een week op), 'k heb dus aardig poot-ân gespeeld. Meer dan mijn lichaam me permiteert. Als je mijn arme, roode, ruwe handen en mijn pijnlijk gebogen rugje zag, zou je stellig medelijden met me hebben.
Volgens een' bakker, die hier ter elfder ure op kwam duiken, is het hier geraden om voorzichtig te zain met de maiden en werksters.
Als je dat hadt kunnen zien, hoe we hier gescharreld hebben de eerste dagen. Niemand kwam hooren of je iets noodig hadt en we leden dan ook gebrek met een volle portemonnaie ('t was natuurlijk pas tractement). Na veel wachten kwam van eenige uren ver een slager, die een gunstige uitzondering op den regel maakt, want hij is uiterst beleefd en heeft uitstekend vleesch, alhoewel duur. Nu, dat is hier alles, wat je zoo nu en dan bij Gods gratie kan krijgen.
Mijnheer slager kwam zelfs na een paar dagen hooren hoe het vleesch beviel en of Mevrouw tevreden was. Anders - het woordje mevrouw hoor je hier niet veel want - ‘dat bennen we hier niet wend’, zei zoo'n vlugge bakker tegen me. ‘De vorige juffrouw van den chef noemden we ook altaid juffrouw’ - dus dat was dan afgedaan. Dat dat een oud, erg burgerlijk menschje was, die gesloofd had om een groot gezin fatsoenlijk groot te brengen en ik wat dat betreft in zooveel gunstiger condities verkeer, telt natuurlijk niet mee.
Je hebt hier natuurlijk wel enkele beschaafde menschen, maar we wonen een half uur van 't dorp en ofschoon Frau Doctorin (die een lieve, eenvoudige vrouw lijkt) zich over me schijnt te willen ontfermen (we zijn er tegen een Zondag verzocht) zal het wel bij een enkele visite blijven, want de afstand is ver en de wegen zijn thans alleen begaanbaar voor klompen of vetleeren schoenen en een auto houden we er nog niet op na.
'k Zal je maar niets vertellen van 't gesmeer met petroleumlampen en stellen en een zwart fornuis, o waai - waar zijn mijn lieve gaslampjes en comforen gebleven?
'k Moest lachen, toen ik dezer dagen in 't ‘Nieuws’ las, dat iemand vertelde, dat haar Zondag bedorven is, omdat ze 's morgens geen versch brood bij 't ontbijt heeft. Wat zou ze wel zeggen, als ze hier was, waar je slechts vier maal per week versch brood krijgt en dan altijd op verschillende tijden. Dat hangt er van af, of de bakker zich verslaapt - of niet. En als je dan een' bakker treft, die pas getrouwd is, zooals de mijne, begrijp je er alles van.
Groenten, ook een paar maal 's weeks, maar wil je b.v. selderij in je soep, mis hoor!
Nu hebben wij wel een grooten tuin bij 't station en als je van den zomer komt zal je eens zien, wat Frau Vorsteherin je op tafel zal brengen, maar nu grijnzen je als doodshoofden een paar witte koolen aan, voilà tout.
De kippen die wij hebben overgenomen van den ouden chef zijn zeker verschrokken van den Haagschen wind, want hebben ons tot nu toe met geen eitje verwelkomd. 't Moeten anders vroegere jaren beste leggers geweest zijn. - De melk is hier heerlijk. Gelukkig wat om te prijzen he? Goedkoop en dik. 'k Schep er 's morgens een vol kannetje room af, voor ik ze kook.
Nu zou ik je nog wel meer kunnen vertellen, over het lief en leed wat b.v. het wonen op een station met zich brengt, en over honderd andere zaken, maar 'k ben bang, dat onze lieve redactrice zou gaan mopperen over mijn lang epistel en daarom bewaar ik wat voor de volgende keer. Maar dit moet ik je nog even zeggen, my dear, denk maar niet, dat je hier furore met je mooie toiletjes zult maken, komenden zomer, want modieus dat de boerinnetjes hier zijn! Daar heb je geen begrip van. Als ik je vertel, dat de dochter van den melkboer zondagavond in hoogst eigen persoon hier de melk kwam brengen en ze gekleed was met astrakan bont musje en boa, rood-fluweelen blouse en volantrok met sleep, je zoudt het uitgeproest hebben als je de elegance gezien hadt, waarmee ze met de eene hand haar sleep en met de andere het melkemmertje