II. De zaak Bähler.
Zoo het mij vergund wordt, wil ik nog even den Heer Zillinger Molenaar uit den droom helpen.
Het is mij nu verklaarbaar geworden, waarom de geachte dominé alles inspant om maar den indruk te vestigen, dat Studiosus heelemaal niets van 't zaakje afweet.
Intusschen ben ik dan toch in goed gezelschap.
B.v. de Kerkeraad van Amsterdam, waarin o.a. Dr. de Visser zitting heeft, bestaat toch waarschijnlijk niet uit Studiosi, weetgierigen, die niets van 't zaakje afweten. Deze Kerkeraad toch o.m. protesteerde tegen 't besluit der Synode.
De heer Z.M. is vrijzinnig. Het zij hem in allen deele geoorloofd. Maar is de Confessie, de Belijdenis der Herv. Kerk soms vrijzinnig, of dacht hij voortdurend aan de Reglementen dier Kerk, die feitelijk de Belijdenis dier Kerk beleedigen?
Wanneer U zoo houdt van een ruime Kerk, gaat U dan over tot den Protestanten bond, daar mag U zoo vrijzinnig zijn als U wilt.
Dat Uw toestand op den duur in de Herv. Kerk niet rooskleurig zal zijn, blijkt reeds indirect uit de zenuwachtigheid waarmede moderne predikers als b.v. Prof. Eerdmans onlangs in den Haag ageeren voor de positie der modernen in de Herv. Kerk.
Intusschen, U bent met alles zoo goed op de hoogte, dat U zelf wel kunt nadenken over het wezen der Belijdenis der Hervormde Kerk.
Als theoloog behoort U te zijn een man van karakter en onkreukbare waarheidsliefde. Welnu, keurt U dan b.v. goed het artikel van het opgedrongen Reglement, waarin leervrijheid wordt gepermitteerd.
Begrijpt U dan heusch niet, dat vrijzinnigheid in den bekenden zin en Christelijke Belijdenis, gelijk de Bijbel op ieder harer bladzijden aangeeft niet samengaan? 't Doet mij leed, dat U in Uw stukjes niets anders heeft vertoont dan enkele beleedigende opmerkingen te geven aan het adres van iemand, die eene andere meening voorstaat. Of is dit bijgeval geworden het speciale kenmerk van vrijzinnig?
Uwe verwijzing naar den Menschenzoon verblijdt mij. En wanneer dan eens goed door ons wordt overwogen, wat die Menschenzoon heeft gezegd en wat er met Hem is gebeurd, mogen wij dan nog goedkeuren de wijze, waarop die Menschenzoon door het moderne idée van alle glorie en heerlijkheid wordt beroofd? Hij is dan toch de Stichter der Christelijke Kerk, Die ook gediend moet worpen door de Herv. Kerk.
U zegt, dat Bähler niet Boeddhist is.
Hij verkondigde dan toch wel de speciaal Boeddhistische leer der Wedergeboorten enz. in de Herv. Kerk,
Volgens U mag dat.
Maar ik, die er heelemaal dan niets van weet, vraag U, is dit nu zedelijk geoorloofd voor iemand, die officieel zich gebonden heeft aan de Christelijke Belijdenis, die dit geheel anders voorstelt?
Ik eindig met den wensch, dat U begint met Uw moderne Belijdenis wat uit te zetten, opdat er plaats in kome voor den Christus naar de Schriften. Vale.
Uw Dr.,
STUDIOSUS.
P.S. De bekende dichter de Genestet schijnt dan toch wel voor U en de Uwen het Ideaal te vertegenwoordigen van Christen.
Als hij maar niet hooger wordt gesteld dan de woorden van Christus zelf.
De Genestet is een heel eerbiedwaardig man, en ik kan me begrijpen, hoe velen met hem als dichter dwepen.
Maar hem telkens voor te stellen als den bij uitstek geloovige, als een model voor wie het Evangelie des geloofs moet verkondigen, acht ik dwaas.
Bij theologie komt het in de eerste plaats aan op persoonlijk geloof.
Prof. Jonker zei nog onlangs: Aan een theoloog, zoowel als aan een prediker, die niet gelooft, heb je niets.
't Eenige jammere in de Genestet's leven vind ik, dat de man zoo dwaas is geweest om predikant te worden, waar hij zelf het inzicht miste om met zekerheid het geloof te verkondigen.